Niet erkend Bedoeïenendorp in Israel (+972) |
Een Israelische rechtbank heeft eerder deze week bepaald dat het (door Israel niet erkende) Bedoeïenendorp Rad Jrabah moet verhuizen om plaats te maken voor een nieuwe wijk van het zuidelijke stadje Dimona. De 550 inwoners hebben tot maart 2024 de tijd gekregen om te vertrekken. Volgens rechter Menachem Shahak van de rechtbank van Be'er Sheva hadden onder meer luchtfoto' uitgewezen dat het niet waar was dat het dorp al in de Britse Mandaatperiode op deze plek stond. Volgens hem was het er pas sinds de jaren '70.
De rechter verwierp ook claims van de bewoners dat er sprake zou zijn van rassensegregatie. Volgens hem staat het de bewoners vrij om een huis te kopen in de nieuwe wijk. Maar hij voegde eraan toe dat dit niet relevant was omdat de bewoners daar niet genoeg geld voor hebben en bij elkaar willen blijven. De dorpelingen hadden gevraagd om te worden geïntegreerd in de nieuwe wijk in een complex dat geschikt was voor hun levenswijze. Maar volgens de rechter was dat niet mogelijk omdat alleen de Autoriteit voor de Bedoeïenen-nederzettingen oplossingen mag aandragen. Hij bepaalde ook dat de inwoners 117.000 shekel (28.641 euro) moeten betalen aan proceskosten. Hun advocaten van de organisatie Adalah zeggen dat ze in beroep zullen gaan.
De Bedoeïenen Nederzettingen Autoriteit had de bewoners land aangeboden in de plaats Qasr al-Sir, maar dat wezen ze af omdat daar een dispuut over de eigenaarschap van de grond aan de gang is. Ook werd een overplaatsing van het dorp naar de stad Arara in de Negev aangeboden, maar daar voelden de bewoners niets voor omdat op die manier hun leefgemeenschap zou worden aangetast.
''Ze verplaatsen ons naar een andere plek waar we niet gewend zijn en dan beginnen de problemen,'' zei de inwoner van Rad al-Jabrah, Ibrahim al-Hawashleh, verleden jaar tegen de krant Haaretz, ''Veel Bedoeïenen die naar andere plaatsen zijn verhuisd vervallen in misdaad.'' De advocaten die het dorp bijstonden van de organisatie Adalah zeiden dat Israel's Basis-wetten duidelijk niet de rechten van Palestijnen beschermt, zoals in 2015 (en 2017) bleek in het geval van Umm al-Hiran. Het vonnis laat duidelijk zien hoe de procedures rond land-beheer in Israel een methodisch systeem van rassensegregatie in stand houden dat neerkomst op de onder de internationale wetten erkende misdaad van apartheid.