Drie leden van het Bureau van Leiding (Al-maktab al-Irshad) van de Moslim Broederschap (Ikhwan al-Muslimin) tijdens een persconferentie. Vlnr Mohammed al-Mursi, Essam al-Arian en Saad al-Katatni.
De Moslim Broeders komen! De Moslim Broederschap is straks de grote winnaar van deze omwenteling! Is de hand van de Broederschap niet in de deze opstand te herkennen?!
In hoeveel toonaarden kwamen deze opmerkingen en vragen de afgelopen weken niet voorbij op de Nederlandse radio en tv? Angst voor de Moslim Broederschap, angst voor islamisme, het zit erg diep als het onderwerp Egypte aan de orde komt.
Toen Mubarak op 'zwarte woensdag' zijn supporters inhuurde om er op los te slaan, mensen te vermoorden en vernielingen aan te richten, twitterde één van de deep throats die regelmatig op de radio kwam omdat hij een paar jaar in Egypte had gewoond, meteen: 'is dat dan toch weer het lelijke gezicht van de Moslim Broederschap?' De Moslim Broeders zijn kennelijk voor sommigen zoiets als de boze wolf uit het sprookje, die zijn ruige poot in meel heeft gedoopt om door de brave geitjes niet als
de villain of the piece te worden herkend, alleen om hen straks met des te meer gemak te kunnen oppeuzelen. Het zal er mede mee te maken hebben dat een aantal van de commentatoren bij de Nederlandse audiovisuele media uit de orthodox christelijke hoek komt. Daar heerst traditioneel een soort vrees voor de onderdrukking van christelijke minderheden in het Midden-Oosten door islamisten, een vrees die overigens door sommige koptische kringen in Egypte met graagte wordt uitgebuit en aangedikt tegenover Westerlingen.
Die angst zal nog wel toe zijn genomen nadat de bekende sheikh Youssef al-Qaradawi afgelopen vrijdag de - opnieuw ongekend grote- menigte op Tahrir mocht voorgaan in het vrijdaggebed. Qaradawi! Eén van de Broeders! Die door Mubarak het land was uitgezet en alleen nog in Doha kon preken! Dat Qaradawy in feite niets anders deed dan het leger prijzen voor zijn uitspraken ten gunste van democratie en de demonstranten van Tahrir aanmoedigen door te gaan met hun ijveren voor vrijheden, zal daar niet veel aan hebben afgedaan. De angst is er nu eenmaal. Zij is er natuurlijk ook stevig ingehamerd door het Mubarak-regime dat jarenlang zijn gebrek aan democratie en zijn onderdrukkende karakter rechtvaardigde door erop te wijzen dat het alternatief was dat dan de gevreesde Broeders met de baarden aan de macht zouden komen., .
Maar de grote vraag is nu in hoeverre die vrees gerechtvaardigd is. Niemand heeft daar een sluitend antwoord op, om de simpele reden dat nu pas - als de Ikhwan straks zoals zij inmiddels heeft aangekondigd een politieke partij zal hebben gevormd en aan verkiezingen zal hebben meegedaan, duidelijk zal worden hoe groot haar aanhang echt is, en ook wat zij daarmee wil gaan doen. Tenslotte heeft zij eerder nooit een eerlijke kans daartoe gehad, als beweging die illegaal was tijdens verkiezingen die bovendien steevast werden vervalst. Straks zullen we dus zien dat de beweging waard is, maar intussen kan het geen kwaad om te blijven herhalen dat het traditionele schrikbeeld dat kennelijk van de Ikhwan leeft, al lang gelden is achterhaald en dus niet meer klopt met de feitelijke situatie. De Broederschap is al heel lang niet meer gewelddadig, zij is al jaren veeleer slachtoffer dan dader - bijvoorbeeld als zoals langzamerhand traditioneel was geworden, rondom verkiezingen tientallen zoniet honderden lkhwan-leden werden opgepakt. De Broederschap is tegenwoordig voor pluriformiteit en een meerpartijenstelsel, voor democratie en een scheiding der machten, en voor gelijke rechten voor vrouwen en de koptische minderheid. Zij zou, naar eigen zeggen, zelfs kunnen leven met een koptische president. Dat alles is het product van een geleidelijk proces van tientallen jaren, waarin de Broederschap van een activistisch en ook wel terroristische gezelschap geleidelijk evolueerde naar een groepering waar jihad is afgezworen en alleen nog ruimte is voor da'wa (de oproep en zending ten gunste van een maatschappij waarin religie en islamitische cultuur een grote rol spelen) en vreedzame politieke actie binnen een democratisch kader: hizbiyya (van het woord hizb, politieke partij).
De tijd dat de Broederschap geweld inzette dateert van voor de jaren 40, toen zij het moest opnemen tegen de koning en de Britten en zich moest afzetten tegen de nationalistische Wafd. Die tijd is voorbij. En hetzelfde geldt voor de tijd in de jaren 50 en 60 toen de Broederschap genadeloos werd vervolgd onder president Nasser en diens Vrije Officieren, wat onder meer resulteerde in de radicalisering van een deel van de aanhang onder invloed van revolutionaire denkers als Sayyed Qutb (1906-66), met zijn ideeën van een staat die te vuur en te zwaard moest worden bestreden, omdat zij in feite zo onislamitisch was dat ze in een staat van pre-islamitisch heidendom (jahiliyya) verkeerde. Qutb is al lang geen icoon van de Broederschap meer. Geweld werd begin jaren 70 afgezworen en Qutbs richting, die hij uiteenzette in zijn beroemde boek -Ma'alim fi'l tariq (Richtingwijzers op de weg) werd met zoveel woorden in de ban gedaan door de toenmalige Gids, (Murshid) van de Broederschap, Hassan al-Hodeibi, de opvolger van de stichter van de Ikhwan, Hassan al-Banna.
Ook is de Ikhwan al heel lang niet meer het geheimzinnige in afzonderlijke cellen opererende genootschap dat het ooit was onder deze Hassan al-Banna. Toen de organisatie na de onderdrukking door Nasser door diens opvolger Sadat in de jaren 70 weer wat uit de gevangenkampen naar huis mocht (Sadat dacht de Broederschap te kunnen gebruiken als een een bondgenoot tegen zijn linkse opponenten), volgde een een proces van herbezinning en hergroepering en herstructurering. Een 100 man sterke maglis as-shura (consultatieve raad) fungeert tegenwoordig als een soort parlement dat twee keer per jaar bijeenkomt en bindende besluiten neemt. De maglis kiest ook de dagelijkse leiding, bestaande uit een 13 man tellende Maktab al-Irshad (te vertalen als Leidinggevend Bureau of Sturend Bureau). En uit het midden van dit Bureau wordt bij meerderheid van stemmen de leider, de Murshid (Gids) gekozen die vijf jaar in functie blijft.
Ook op ander gebied hebben de ontwikkelingen sindsdien niet stilgestaan. Begin jaren 80 begon de Ikhwan aan een opmars in de professionele syndicaten. Zij won bijvoorbeeld verkiezingen in belangrijke syndicaten als die van de ingenieurs, artsen en advocaten. Aangemoedigd door deze successen werd vervolgens ook een stap gedaan op de weg naar een vertegenwoordiging in het parlement. Officieel was de Ikhwan verboden, maar door een gezamenlijke lijst met de liberale Wafd-partij te vormen wist zij dat in 1984 te omzeilen. Met als resultaat dat zij 58 zetels won en 15% van de stemmen behaalde. Uit hetzelfde jaar '84 stamt ook een verklaring, mogelijk ingegeven door het feit dat de Wafd traditioneel altijd veel Koptische leden had, dat Kopten voor de Ikhwan als volledige burgers gelden met dezelfde rechten als islamieten.
|
Mohammed Badie, de huidige Murshid. |
Drie jaar later, in 1987, werd de truc van de gezamenlijke lijst herhaald, maar ditmaal met de Socialistische Partij van Ibrahim Shukri als partner (en met de veel kleinere liberale Ahrar-partij). Ditmaal was de oogst 56 zetels.(De verbintenis zorgde er overigens voor dat de Socialistische Partij en zijn orgaan As Shaab (Het Volk) in hoog tempo ´verislamiseerden´).
De ontwikkelingen zijn sindsdien niet stil blijven staan. De algemene opinie in Egypte was dat de parlementariërs van de Broeders het niet slecht deden, in ieder geval meestal veel beter dan de parlementsleden van de regerende Nationaal Democratische Partij die hun aanwezigheid meestal alleen dankten aan hun loyaliteit aan het regime Ook de ervaring die werd opgedaan in de syndicaten, waar een nieuwe generatie Moslim Broeders zich van hun beste kant lieten zien als bestuurders die aan deze traditioneel belangrijke organisaties op zo´n manier leiding gaven dat zij niet zozeer meer een kanaal waren waarlangs de overheid haar politiek dicteerde, als wel organisaties die opkwamen voor de professionele belangen van hun leden. Beide ervaringen - die van bestuurders zowel als volksvertegenwoordigers - droegen bij tot een evolutie van de Ikhwan. In 1994 organiseerden Essam el-Arian (nu een van de leiders van de beweging) en Abul Ela Madi een tweedaagse conferentie met deelname van een breed scala aan figuren uit wetenschap en samenleving over vrijheid en de 'civil society', Nog hetzelfde jaar kwam de Broederschap met twee belangrijke verklaringen. De eerste legde het recht vast van vrouwen om als gelijken aan het politieke leven deel te nemen, als ook voor bestuursfucnties en parlementszetels in aanmerking te komen. Sindsdien heeft de Broederschap ook vrouwelijke parlementsleden en bestuurders van syndicaten. De andere belangrijke verklaring was een 'paper' waarin werd vastgelegd dat de Broederschap voor pluralisme en een meer-partijenstelsel is.
In weer latere jaren namen de kandidaten van de Broederschap deel aan de parlementsverkiezingen als onafhankelijken. In 2000 leverde dat 17 zetels en in 2005 88 zetels (20%) op ondanks het feit dat in beide de deelname gepaard ging met de welhaast traditioneel geworden golven arrestaties van kandidaten en leiders van de Broederschap. In deze laatste paar jaar heeft de Ikhwan uitspraken gedaan die erop wezen dat zij nog verder is opgeschoven richting democratie. Zo verklaarde zij dat ze democratie compatibel acht met het principe van 'shura' (consultatie) in de islam, dat een islamitische republiek niet nodig is omdat Egypte tenslotte via zijn grondwet toch al een islamitisch staat is met de sharia als belangrijke bron van wetgeving en dat verkiezingen de bron van autoriteit moeten zijn voor wie het land regeert. Dat alles culmineerde in een persconferentie in 2004 van de toenmalige Gids Mohammed Mahdi Akef, waarin hij aankondigde dat de Broederschap een gewone politieke partij wilde worden, die een plaats zou krijgen in de een gewone republiek met een regering die zich gebonden zou weten aan de wet.
Die gewone politieke partij lijkt nu dus binnen bereik te komen (de Wasat (Midden)partij, een liberalere afsplitsing van de Ikhwan onder leiding van onder meer de eerder genoemde Abul Ela Madi, die in 2005 tevergeefs een vergunning aanvroeg om als partij te mogen fungeren is inmiddels al toegelaten). Dit wordt dus waarschijnlijk het moment van de waarheid waarop de Ikhwan kan tonen of zij haar democratische opvattingen waar kan maken en of zij zal kunnen gaan fungeren als een soort ´moslim-democratische´ partij zoals bijvoorbeeld de Turkse AKP, tenslotte ook van oorsprong een fundamentalistische partij. Het wordt zonder meer spannend, want natuurlijk huizen in de Ikhwan ook andere tendenzen dan het ´mainstream´ gezicht dat zij de afgelopen jaren heeft getoond. Zo is bijvoorbeeld onduidelijk waar de aanhang van de Gama´at al-Islamiyya (Islamitische Beweging) is gebleven die in de jaren 80 en 90 actief was als een radicaler islamitische beweging. Deze Gama´a, die pas in 1996 geweld afzwoer, is vrijwel van het toneel verdwenen als gevolg van een buitengewoon heftige vervolging door de overheid. Ook zal uiteindelijk veel gaan afhangen van de vraag hoever de commissie die zich nu over grondwetswijzigingen buigt, zal kunnen en mogen gaan. Wordt dat een volledig democratisch stelsel met een echte scheiding der machten zoals ook de voorzitter van die commissie Tareq al-Bishri wil?. Of blijven de hervormingen halverwege steken? Het valt aan te nemen dat een volledig democratische hervorming ook de beste garanties zal bieden dat de Broederschap straks als een echt democratische partij zal gaan functioneren.
Bronnen (onder meer) Roel Meijer, Towards a political Islam, Clingendael Paper, en Mona El-Ghorbashi, ‘The Metamorphosis of the Egyptian Muslim Brothers’, International Journal of Middle East Studies, vol. 37, no. 3 (2005).