Op 30 oktober overleed Midden-Oosten-correspondent Robert Fisk, 74 jaar oud. In 2006 schreef ik voor het Nieuw Israelietisch Weekblad een recensie van de Nederlandse vertaling vertaling van zijn ruim 1400 pagina's tellende boek 'The Great Wat for Civilisation'' (De grote beschavingsoorlog). Ik schreef daarbij een paar herinneringen aan hem op, die ik hierbij opnieuw afdruk.
Robert Fisk is Midden-Oostencorrespondent sinds 1976. Eerst voor The Times of London,later voor The Independent. Eind vorig jaar verscheen van hem The Great War for Civilisation (in het Nederlands vertaald als De grote beschavingsoorlog), een weerslag van al die jaren dat hij conflicten coverde van de burgeroorlog in Libanon tot de inval in Irak.
Als ik aan Robert Fisk denk, herinner ik me altijd meteen drie dingen. Ten eerste een serie artikelen in The Times in 1978 of 1979 waarin hij schreef over huizen - huizen in Israël-Palestina. Eerst liet hij een Palestijnse familie in een vluchtelingenkamp in Libanon vertellen over hun vroegere huis. Vervolgens reisde hij naar Israël en belde hij aan bij de mensen die dat huis nu bewoonden. Het leidde tot emotionele verhalen, waar ik als collega van Fisk jaloers op was. Zoals het verhaal van een Roemeens echtpaar in Jaffo, van wie de man de nazi-kampen had overleefd. Hij barstte in tranen uit toen hij van Fisk hoorde hoe het de mensen was vergaan die voor hem hadden gewoond in het huis dat hij na zijn aliya toegewezen had gekregen.De tweede zaak was een paar jaar later. Fisk zowel als ik versloeg - samen met veel anderen - de zogenoemde ´´Verzoeningsconferentie´´ van Libanese leiders in 1985 in Lausanne. De conferentie speelde zich af in het even luxueuze als zwaarbeveiligde Hotel Beau Rivage en het was met stip de meest absurde gebeurtenis die ik ooit als journalist heb meegemaakt. Al die war lords die 's ochtends plenair de meest ordinaire ruzies uitvochten en 's middags met hun vrouwen in dure bontjassen door de hotelgangen paradeerden, uitstapjes maakten in Rolls Royces of in het zwembad van het hotel gingen zwemmen met hun kleinkinderen, terwijl buiten het hotel was afgegrendeld met pantserwagens, prikkeldraad en stalen afscheidingen. Het hoge byzantijnse gehalte leidde tot nauwelijks geloofwaardig klinkende verhalen over wisselende bondgenootschappen, absurde afspraken, geheime Israelische inmenging, deelnemers die er - ondanks de bewakingspoortjes - soms in slaagden pistolen de vergaderzaal binnen te smokkelen, en nog veel meer. Een parafrase op Wagners Götterdämmerung, noemde ik het destijds in een column.Fisk was een grootmeester als het op dat soort verhalen aankwam. Op een bepaald moment meldde hij dat honden hadden moeten voorproeven van een galadiner, om op die manier te voorkomen dat de Libanese leiders elkaar zouden vergiftigen. Helaas bleek het onmogelijk om deze gebeurtenis geverifieerd te krijgen. Nu, zo'n ruime 20 jaar later, durf ik wel te bekennen dat ik dit bericht destijds toch te smakelijk vond om het dan maar niet te melden in de Volkskrant. Maar nog altijd weet ik niet of het echt is gebeurd of uit de dikke duim kwam van Fisk.
Het derde wat me bij het horen van Fisks naam altijd te binnen schiet, is het feit dat hij één van de laatste Westerse journalisten was die een visum kreeg van de Algerijnse autoriteiten tijdens de verkiezingen van 1990-91. Het waren de eerste democratische Algerijnse parlementsverkiezingen, maar niemand had er erg veel belangstelling voor, totdat bleek dat het fundamentalistische FIS (Islamitische Reddingsfront) met een riante meerderheid de eerste ronde had gewonnen. Er waren, denk ik, tot dat moment hoogstens 20 Westerse journalisten in Algerije. Maar toen op het allerlaatste moment de tweede ronde van de verkiezingen werd geannuleerd en president Chadli Benjedid aftrad (lees: werd afgezet) probeerde iedereen zo snel als hij kon naar Algiers te komen. Terecht, want het was de opmaat voor een burgeroorlog die meer dan tien jaar zou gaan duren en meer dan 100.000 mensen het leven zou gaan kosten.
Drie opvallende dingen van Fisk en ze zijn me bij gebleven omdat ze alledrie kenmerkend waren voor zijn werkwijze: theatraal, altijd zoekend naar historische lijnen, veel oog voor drama. Soms droop het drama er vanaf, was er teveel drama. Soms leek het de overhand te hebben over de actualiteit. Soms leek het erop of die actualiteit door Fisk ook wel eens een beetje extra werd gedramatiseerd. Ik was niet de enige van zijn collega's die meende dat hij ook wel de neiging had verhalen op te fleuren met zelfverzonnen details.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten