Palestijnse verdachte na 'ondervraging'' in kritieke toestand aan de beademing

Samer Mina al-A’rbeed, 44 jaar, vader van twee dochters en een zoon, ligt sinds 27 september in het Hadassah ziekenhuis in Jeruzalem op de afdeling intensive care. Hij ligt aan de beademing. Daarvóór was hij ''ondervraagd'' door de Israelische Shin Bet (geheime dienst) in het Moscovia Centrum in Jeruzalem.
Samir werd op 25 september gearresteerd, aldus de mensenrechtenorganisatie Addameer. Tijdens die arrestatie werd hij hevig geslagen, waarvoor de Israeli's onder meer hun geweren gebruikten. Hij werd naar Moscovia gebracht en er werd een order uitgevaardigd dat hij geen advocaat mocht zien. De volgende dag had hij een zitting bij de rechter (zonder advocaat), waar hij vertelde dat hij hevige pijn in de borst had, niet kon eten en voortdurend moest overgeven. De ondervraging ging daarna verder. Het is niet duidelijk waarom hij toen al niet naar het ziekenhuis is vervoerd.
Op 28 september kreeg zijn advocaat te horen dat hij in het Hadassah-ziekenhuis was. De geheime dienst gaf tevens een verklaring af waarin werd gezegd dat de dienst ''bijzondere en extreme'' ondervragingstechnieken had gebruikt. Later bleek dat Samir al op de morgen van 27 september naar het ziekenhuis was gebracht. Zij advocaat kon hem daar op 28 september rond 13.00 uur even zien. Hij was buiten bewustzijn, met diverse gebroken ribben en in kritiek toestand, onder meer wegens nierfalen. Zijn familie vertelt dat Samir vóór zijn arrestatie totaal geen gezondheidsklachten had. 
Samir wordt er - zo blijkt uit berichten in de Israelische pers - van beschuldigd dat hij achter de bomaanslag van 23 augustus zat bij de nederzetting Dolev. Daarbij werd het 17-jarige Israelische meisje Rina Schnerb gedood, in de buurt van een van de Palestijnen afgepakte bron. Samir zou lid zijn van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) en behoren tot een ''geheime cel''. Meer leden van die cel zouden eveneens zijn opgepakt en eveneens gemarteld. Er is sprake van een ''gag order'', zodat dit nieuws niet te controleren valt. (Zo dat ooit mogelijk zal zijn, want de Shin Bet onthult niet veel details en nimmer haar bronnen).
Addameer vult het bericht over Samir aan met de mededeling dat marteling verboden is onder de Geneefse Conventie van 1949, die in protocol I en II ''wrede behandeling'' verbieden. Daarnaast is er een uitdrukkelijk verbod op marteling in de Conventie omtrent Marteling en Andere Wrede, Onmenselijke of Ernstig Kwetsende Behandeling of Straf, die in 1978 van kracht werd en die Israel heeft ondertekend. Marteling is in het Statuut van Rome dat de instelling van het Internationaal Strafhof (ICC) regels, erkend als een oorlogsmisdaad. In Israel bestaan daar echter toch weer uitzonderingen op. In 1999 heeft het Israelische hooggerechtshof bepaald dat marteling weliswaar niet mag, maar dat de Shin Bet toch ''fysieke ondervragingstechnieken'' (lees: marteling) mag gebruiken in het geval het gaat om ''tikkende tijdbommen''.
Amnesty en het Palestijnse Centrum voor de Mensenrechten (PCHR) van Raji Sourani tekenen hierbij aan dat Israel sinds die tijd honderden Palestijnen heeft gemarteld. Daarbij zijn ook doden gevallen. PCHR wijst als voorbeeld op de dood van Nasser Majed Taqatqa (31) uit Betlehem, die dit jaar op 19 juni in eenzame opsluiting stierf in de Nitzan Gevangenis in Ramle, een maand nadat hij was gearresteerd en ondervraagd. 
Overigens meldt Addameer ook nog dat Samir 'Arbeed ook al op 26 augustus een tijdje vast zat. De militaire rechter gelastte dat hij moest worden vrijgelaten, maar de militaire officier van justitie eiste dat hem een periode van drie maanden ''administratieve detentie'' zou worden opgelegd. Uiteindelijk kwam hij ruim 14 dagen later, op 10 september, weer vrij.