maandag 15 februari 2010

Simone en de Joodse Palestijn


Ken Silverstein meldt op zijn blog Tikun Olam dat op het Joodse filmfestival van Seattle (waar hij woont) twee films zijn uitgesloten. In de eerste plaats is dat An American Radical, een documentaire over Norman Finkelstein, die hier in Amsterdam ook op de laatste IDFA werd vertoond. De film draait nu op diverse plaatsen in de VS en Finkelstein heeft op zijn blog een bespreking uit de New York Times.
De tweede film die in Seattle wordt geweerd is Rachel van Simone Bitton, de documentaire over de dood van de 23-jarige Rachel Corrie, die in 2003 met internationale vrijwilligers probeerde de sloop van Palestijnse huizen in Rafah (in de Gazastrook) te verhinderen en toen - waarschijnlijk met opzet - werd overreden door een van die gigantische Israëlische bulldozers.
Het is een treurig maar helaas bekend feit dat Joodse filmfestivals dit soort 'controversiële' films vaak uit de weg gaan. Gelukkig gebeurt het niet overal: Rachel werd wel getoond op het Joodse Filmfestival van San Fransisco. Maar dat is eerder uitzondering dan regel. De officiële Joodse wereld meer en meer bezig zich van de mainstream wereld af te zonderen in een virtueel soort getto, waar een .beeld van Israël wordt gekoesterd dat hoe langer hoe meer afwijkt van de werkelijkheid. Geen sprekers die verontrustende dingen vertellen, geen beelden die verontrustende zaken laten zien, geen interne discussie over zoiets als rapporten van Amnesty, Human Rights Watch, B'tselem of - het ergste van al - Goldstone, maar naar buiten toe wel hard roepen dat de daarin genoemde feiten niet deugen, dat de opstellers leugenaars zijn of mensen die een vooropgezette bedoeling hadden Israël zwart te maken, dan wel regelrechte antisemieten. Hoe lang, vraag ik me vaak af, kan dit proces door blijven gaan? Hoe lang gaat het duren voor het - om bij Nederland te blijven - niet meer ongepast is (en fataal voor een carrière binnen Joodse instellingen) om de 'feiten'  die rabbijn Evers of het CIDI naar voren brengen aan te vechten? Zal er ooit een moment komen dat diegenen die een eerlijke discussie propageren zullen worden toegejuicht? Of is de enige remedie dat Israël (en de Joodse gemeenschappen mondiaal) via boycots à la Zuid-Afrika onder druk worden gezet?

 Maar los daarvan, geeft Silverstein's melding mij een aanleiding om te vertellen over de ontmoeting die ik jaren geleden had met de maakster van Rachel,  Simone Bitton. Die verliep tamelijk opmerkelijk, al was zij net als ik meer toeschouwer dan hoofdpersoon. Het was Algiers, ik denk in 1981, in het gigantische Aurassi hotel, waar het heel druk was omdat daar iedereen - deelnemers, waarnemers, journalisten - die naar een bijeenkomst van de Palestijnse Nationale Raad (PNC - het parlement van de PLO) waren gekomen, daar waren ondergebracht. Omdat het zo druk was kwamen in de koffiebar drie mensen aan een tafeltje te zitten die die elkaar niet kenden, een Palestijn, een donker niet onknap meisje en een Nederlandse journalist. En omdat het gênant was daar te zitten en alleen maar te zwijgen, stelde de Palestijn voor dat we kennis zouden maken.
Het meisje begon: 'Ik ben Simone, ben in Marokko geboren, studeer cinematografie in Parijs en ben hier omdat ik een keer een film over de Palestijnen wil gaan maken.'  Hoezo een film over de Palestijnen? vroeg de Palestijn. 'Je bent toch zelf geen Palestijn?' Waarop Simone bloosde en iets mompelde over Marokkaans-Joodse achtergrond en daarom verwantschap voelen met het onderwerp. (Later, veel later pas, begreep ik   dat ze op dat moment verzweeg dat ze eigenlijk een Marokkaanse Israëlische was).
Ik wilde haar helpen in haar kennelijke verlegenheid tegenover de directe vragen van de Palestijn, en zei dat ze heus niet de enige Joodse aanwezige was en dat ik - journalist uit Nederland - om precies dezelfde redenen als die haar naar het onderwerp trokken, was gaan schrijven over Israël, de Palestijnen en het Midden-Oosten in het algemeen.
Waarop onze Palestijnse tafelgenoot begon te lachen. 'Dat is grappig,' zei hij. 'Daar zitten we dan tijdens deze bijeenkomst van de majlis al watani met drie Joden aan een tafeltje.'
Onze monden vielen open.'Drie Joden,' zeiden we, 'hoezo drie?'  'Heel eenvoudig,' antwoordde de Palestijn, 'mijn moeder was een Joods meisje uit Stuttgart dat in 1938 is gevlucht voor de nazi's. Een paar dagen nadat ze was aangekomen ging ze in Jeruzalem naar de markt om groente te kopen en daar ontmoette ze mijn vader. Het was liefde op het eerste gezicht. En dat is zo gebleven, hun hele leven. Ik heb nooit mensen gezien die zoveel van elkaar hielden als zij. Ze konden eigenlijk niet buiten elkaar. Toen mijn moeder een paar jaar geleden stierf aan kanker, was mijn vader een totaal gebroken man. Hij heeft haar maar een paar dagen overleefd.'
Er viel een stilte waarin we dit op ons in lieten werken. Toen vroeg ik onze buurman wie hij was. Khaled al-Nimr, zei hij. Lid van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina van George Habash, voorzitter van de Bond van Palestijnse Ingenieurs en als zodanig ook lid van het Palestijnse parlement, de PNC.
Hoe was het om als Joodse Palestijn in Jeruzalem te wonen dat in 1967 door Israël werd bezet? vroeg ik.
En toen kwam er een verhaal zoals je het nooit zou kunnen verzinnen. Khaled was na 1967 de eerste Palestijn in Jeruzalem die werd opgepakt wegens verzetsdaden. Hij had geprobeerd een bom te plaatsen en werd veroordeeld tot 12 jaar. Die zat hij ook uit. Ik wierp tegen dat  hij daar onderuit had gekund als hij zich maar als Jood kenbaar had gemaakt. 'Jawel,' zei Khaled, 'dacht je dat ze niet wisten wie ik was en dat ze dat niet hebben geprobeerd? Ik ben zwaar onder druk gezet. Maar ik was een Palestijnse nationalist en dan doe je zoiets niet.'
Wat hij op dat moment niet meteen vertelde, was dat hij niet zomaar van Joodse familie was. Zijn oom was een hoge ambtenaar bij het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken, Avraham Kidron, die later ambadssadeur zou worden, eerst in Den Haag en later in Londen. Mede daarom waarschijnlijk werd de zaak van Khaled Nimr een 'cause célèbre' die nogal wat publiciteit kreeg in Israël (ik heb dat later, terug in Nederland, geverifieerd) .
Wat Khaled wèl vertelde was dat hij waarschijnlijk één van de weinige Palestijnse nationalisten was die aan den lijve wist wat een Joodse opvoeding was (met kaarslicht en lekker eten op vrijdagavond)  en hoe het voelde om een Jiddische memme te hebben. 'Onze moeder zorgde werkelijk voor alles. Zij kocht de onderbroeken en alles wat we nodig hadden voor mij en mijn broers, wij hoefden nooit ergens aan te denken. Ik zal nooit vergeten dat we in Cairo studeerden en dat we op een avond erover zaten te praten dat onze overhemden versleten raakten en dat we eigenlijk niet wisten wat voor maat we hadden en hoe je overhemden moet kopen, omdat we dat geen van allen ooit hadden gedaan. Terwijl we zaten te praten werd er aan de deur geklopt. Iemand bezorgde een pakje - nieuwe overhemden voor mij en m'n broers die door mijn moeder waren opgestuurd.'
Ook vertelde hij - later in het gesprek - wel over de uiterst merkwaardige familieverhoudingen - waarbij zijn oom Kidron in 1948 het huis in Jeruzalem was getrokken dat voordien had toebehoord aan de familie Nimr, oftewel Kidron's zwager en zus, die in 1948 waren verjaagd. (Hoe schizofreen moet je zijn om daartoe in staat te zijn). Khaled vertelde dat hij, nadat Oost- en West-Jeruzalem in 1967 weer één waren geworden, nog een keer had willen kijken naar het huis waar hij in zijn vroegste jeugd had gewoond. Maar aan de deur werd hij geweigerd door oom Abraham met de woorden: 'Nee, nee, dat gaat niet, het is nu mijn huis.' En zo
Ik ben het verhaal van Khaled in het Aurassi hotel nooit vergeten. Hemzelf heb ik nog twee keer bij PLO-bijeenkomsten ontmoet, maar niet meer nadat het PLO-bevrijdingscircus na de akkoorden van Oslo langzaam ter ziele was gegaan. Ik zou wel willen weten of hij nog leeft en hoe het met hem gaat. Wat Simone Bitton betreft, die het grootste deel van die bewuste avond zwijgend naar mijn vragen en Khaleds antwoorden zat te luisteren, ik weet niet of het verhaal veel indruk op haar heeft gemaakt. Maar haar voornemen om een film over de Palestijnen te maken heeft ze absoluut waargemaakt.  
     

Geen opmerkingen:

Een afdeling van de WZO speelt sleutelrol in Israels nederzettingenprogram

Nederzetting Ofra zou eigenlijk afgebroken moeten worden.  Ik vermoed dat de leden van de Zionistische Wereldorganisatie raar zullen opkijke...