Wie wil begrijpen waarom in Egypte de revolutie is uitgebroken moet eigenlijk het boek 'De Yacoubian' van Alaa al-Aswani lezen. Aswani, een van de jongere sterren onder de Egyptische schrijvers, koos een gebouw in het 19e eeuwse centrum van Cairo, De Yacoubian, als een soort microcosmos voor hoe het de Egyptenaren vergaat. Er wonen heel arme, maar ook erg rijke mensen En zo is er één verhaal, van de op onduidelijke wijze rijk geworden Azzam, die parlementslid wil worden. Hij vervoegt zich daarom bij de secretaris van de 'Nationale Partij' , waarin iedereen onmiddellijk de Nationaal Democratische Partij (NDP) van Mubarak zal herkennen. De secretaris laat hem een miljoen Egyptische ponden betalen. Azzam schrikt daar erg van, want dat is een werkelijk gigantische bedrag. Maar de secretaris zegt hem dat het geld uiteraard niet alleen voor hem, de secretaris, is bestemd, maar ook anderen verdeeld moet worden. En dat Azzam, als hij betaald heeft, absoluut zeker is van zijn zetel. De secretaris heeft namelijk een reputatie te verliezen als het gaat om het vervalsen van verkiezingsresultaten.
Alaa al-Aswani op Tahrir. Aswani is de man in het midden. Later in het boek komen Azzam en de secretaris weer bijeen. Azzam is dan inmiddels gekozen en hij staat op het punt het agentschap te verwerven voor een Japans automerk. Dat zal hem een handzame 30 miljoen per jaar gaan opleveren. De secretaris claimt een kwart van die winst, ditmaal uit naam van 'de grote man' in wie wij de president zelf herkennen. En – voegt de secretaris er ter verduidelijking aan toe – als 'de grote man' iets wil is het verstandig hem zijn zin te geven.
Aswani laat in deze verhalen behalve de overduidelijke corruptie en de volstrekt ondemocratische democratie nog iets anders zien. Namelijk in de zin waarin de secretaris vertelt dat het geld niet alleen voor hem is bestemd, maar ook onder anderen verdeeld moet worden. Dat is onderdeel van een systeem Ik noemde het altijd het 'trickle down' systeem. Het geld aan de top – of het nu ging om de miljarden aan Amerikaanse ontwikkelingshulp, de handzame commissies die met aanbestedingen gepaard gingen, of regelrechte maffiose deals – werd top down verdeeld. De president, of zijn zetbazen, betaalde de ministers, de ministers de ambtenaren en de generaals van de politie, en die betaalden weer de lagere ambtenaren en de kolonels, en zo verder. Het hield het systeem in stand, zorgde dat de politiek juiste mensen benoemd werden en dat voor prestigieuze posten moest worden betaald. Anderen die geen onderdeel uitmaakten van het systeem, liepen bij voortduring met hun kop tegen de muur. De Yacoubian vertelt meerdere van zulke verhalen. Bijvoorbeeld van Taha, de zoon van de concierge die op school briljante cijfers haalt en naar de politie-academie wil. Hij wordt echter niet toegelaten, want helemaal aan het eind van het mondelinge examen vraag de kolonel-voorzitter van de commissie waarom op zijn aanmeldingsformulier staat dat zijn vader ambtenaar is. Hij is toch concierge?
Dit systeem, dit verstikkende systeem mogen we wel zeggen, waarin het hele Egyptische leven als onder een glazen plafond gevangen werd gehouden, had het land decennia in zijn greep. Er heerste een soort repressieve tolerantie. Een zekere mate van vrijheid van vergaderen, van kritiek leveren zelfs (De Yacoubian is er een voorbeeld van) werd getolereerd, zolang het maar geen gevaar opleverde voor het systeem, want dan – bijvoorbeeld bij demonstraties, of stakingen – werd meedogenloos opgetreden. Er was al sinds 1981 een uitzonderingstoestand van kracht waaronder mensen zonder vorm van proces administratief konden worden opgeborgen, en er werd – bijvoorbeeld bij het afrekenen met de Islamitische Beweging (de Gama'at Islamiyya, een radicalere tak van de Moslim Broederschap) ook vrij moeiteloos gemoord.
Jongeren Coalitie van 25 januari tijdens en persconferentie waarop zij (uiteindelijk met succes) aandrongen op het aftreden van de regering Shafiq. (Al-Masry al-Youm).
Dit is het systeem waartegen de revolutie van 25 januari was gericht. En als we ons dat realiseren, wie de aanstichters ervan waren, weten we meteen waarom het een echte radicale revolutie is. De aanstichters ervan waren niet de oude politieke partijen, of de nieuwere zoals de Kifaya (Genoeg), of de Coalitie voor Verandering van ex-atoomwaakhond Mohammed ElBaradei. Zelfs de Moslim Broederschap was niet echt in de voorbereiding betrokken. Uiteindelijk deden al die bewegingen en partijen wel mee, maar de echte wegbereiders voor de revolutie was de 'blogging community' , die zich al een paar jaar eerder had afgetekend met blogs waarop het echte Egyptische nieuws was te lezen (in tegenstelling tot de kranten en tv die op een enkel na die dan toch voorzichtig moest opereren – de officieel goedgekeurde versies gaven). De bloggers waren al een aantal maanden bezig met acties naar aanleiding van de dood van een jonge man, Khaled Said, in Alexandrië die getuige was geweest van een drugsdeal waar twee politiemannen bij waren betrokken. Hij was door die politiemannen doodgeslagen en de zaak was vervolgens in de doofpot gestopt. De bloggers hadden een Facebook pagina geopend – Wij zijn allemaal Khaled Said (Kul'na Khaled Said) – waarop een gigantische respons was gekomen. Zij hadden diverse kleinere demonstraties op touw gezet en hadden 25 januari (De nationale dag van de politie) uitgekozen voor iets groters op het inmiddels bekende Tahrir-plein in Cairo.
Toevallig was er in dezelfde tijd de 'Sidi Bouzid' opstand in Tunesië waar ook bloggers de motor waren. En op twee manieren werd het Tunesische voorbeeld beslissend. In de eerste plaats werden de bloggers erdoor aangespoord tot het uitvoeren van een stunt. Voorafgaand aan de 25 januari manifestatie bereidden zij in verschillende wijken van Cairo optochten voor die die dag naarTahrir zouden moeten optrekken. Al deze optochten werden op de beslissende dag door de centrale veiligheidspolitie, de Amn al-merkazi, gestopt. Maar in één enkele wijk – de arme volkswijk Bulaq al-Dakrour – wisten zij de de voorbereidingen geheim te houden. Met als gevolg dat van daaruit een kleine menigte Tahrir wist te bereiken, voordat de Amn al-merkazi haar beproefde techniek kon laten zien van het 'inkaderen' van de demonstratie (het insluiten van de demonstranten door dikke rijen van vier of vijf zwaar bewapende agenten, zodat ze geen kant meer op konden). De mensen van Bulaq al-Dakrour hielden het iets meer dan een uur uit op Tahrir voordat ze werden verjaagd. Maar het publiek had gezien dat het kon. En – en dat was het tweede effect van Tunesië – waagde zich de daaropvolgende vrijdag massaal als nooit tevoren op het plein.
Nooit eerder – zelfs niet bij de begrafenis van Gamal Abdel Nasser had Egypte zulke volksmassa's gezien. En dat leidde - hoe kon het anders - dus tot het vertrek van 'de grote man'. Sindsdien zijn er twee 'power bases' in Egypte: die van het leger dat in het bestuurlijke vacuüm stapte nadat Mubarak was vertrokken en de door hem aangewezen opvolger Suleiman aan de kant gezet, en die van 'het volk' En wat zich tussen die twee power bases afspeelt is een uiterst spannend spelletje touwtrekken. Het leger, dat zich garant heeft gesteld voor vrije verkiezingen en een geweldloze overdracht van de macht, opereert voorzichtig en stap voor stap. Het confereert ook regelmatig met vertegenwoordigers van de oude garde. Maar intussen heeft het, na lange gesprekken die het eveneens met de jongeren voert, toch een behoorlijk groot deel van de eisen ingewilligd van de bloggers, die intussen in een 'Jongeren Coalitie' zijn verenigd, waarin onafhankelijken zowel als jongeren van de belangrijkste partijen en bewegingen zoals ElBaradei, de 6 April beweging, de Moslim Broederschap en andere zitting hebben.
Zo is het via vervalste verkiezingen tot stand gekomen parlement naar huis gestuurd, en is er een commissie gevormd die de grondwet onder handen neemt. Hoe dat laatste uitpakt weten we nog niet. Wat we wel weten is dat de voorzitter van de commissie, Tareq al-Bishri (die ik ken als een vriend van mijn beste vrienden in Egypte), een man is die een gematigd islamisme paart aan moderne inzichten over staatsinrichting, zoals een scheiding der machten en een president die verantwoording schuldig is aan een gekozen parlement. Nog een eis die de militairen intussen hebben ingewilligd is het wegsturen van de premier die nog door Mubarak was benoemd. Andere eisen moeten nog worden ingewilligd, zoals het ontbinden van de Nationaal Democratische Partij, die het centrum van de 'getrapte' trickle down corruptie was en die – als zij in stand blijft – niet alleen mogelijk door met gunsten en geld rond te strooien weer flink wat stemmen zou kunnen halen bij verkiezingen, maar ook het corrupte systeem zou kunnen bestendigen. Nog weer andere eisen - zoals de eis om een tijdelijk presidentschap van twee rechters plus een mililair te benoemen, of de eis om verkiezingen pas over 12 maanden te houden, zodat niet alleen de Moslim Broederschap die goed georganiseerd is, bij verkiezingen hoge ogen zou gooien, maar ook andere partijen een kans krijgen zich een bredere basis te verschaffen - zijn eveneens nog niet gehonoreerd.
En inde tussentijd is Egypte een land dat in een soort revolutionaire overgangsfase verkeert. Arbeidsonrust is aan de orde van de dag. En de optochten en stakingen gaan het niet alleen om hoger loon, maar vooral om betere arbeidsvoorwaarden en een ander management. Op sommige in het oog lopende plaatsen zijn mensen als opgestapt, zoal bijvoorbeeld de hoofdredacteuren van een aantal kranten, op veel andere zal dat nog moeten gebeuren. Vakbonden eisen het vertrek van corrupte bestuurders, bankemployees het vertrek van nutteloze hoogbetaalde 'adviseurs' die toevallig ook vaak nog familie van de vroeger machthebbers zijn, en zelfs de archeologen willen een zuivering van de Autoriteit voor Oudheden. Het eind is nog lang niet in zicht. En waar dit alles op wijst, is dat Egypte op alle mogelijke manieren bezig is te veranderen van een totalitair geregeerde, corrupt geleide staat in een moderne democratie. In hoeverre dat gaat lukken zal moeten blijken, maar de voortekenen zijn tot dusverre hoopvol, met name omdat een jonge generatie van goedgeschoolde, in alle opzichten moderne en ideologisch ongebonden mensen daar een hoofdrol in vervult.
Wat ons westerlingen bij dit alles natuurlijk in hoge mate óók interesseert, is de vraag wat de gevolgen van de omwenteling zullen zijn op het gebied van de buitenlandse politiek. En een paar dingen kunnen we dat betreft wel voorspellen zonder het risico te lopen er heel erg ver nast te zitten: Wat Mubarak door zijn landgenoten altijd werd verweten, is dat hij zijn land uitleverde aan Westerse (lees: Amerikaanse) belangen en het zelfs schikte in de grillen van Israel, bijvoorbeeld tijdens de Israelische Cast Lead campagne in Gaza in 2009. Die tijd is nu al voorbij. Wat er voor in de plaats is gekomen is een zelfbewuster, fierder, onafhankelijker Egypte. De nieuwe premier Sharaf die vrijdag 2 maart op het Tahrir-plein een soort inaugurele rede hield, verwees ernaar toen hij een leuze aanhaalde: 'Houdt het hoofd hoog, jullie zijn Egyptenaar.' Het nieuwe Egypte zal niet meer zonder meer de Amerikaanse politiek steunen in bijvoorbeeld Irak, of meegaan in wat in Washington nog steeds hardnekkig 'het Israelisch-Palestijnse vredesproces' heet. Eén van de leuzen die tijdens de laatste massale overwinnings-demonstratie op Tahrir in februari massaal werd aangeheven, luidde 'Ennaharda Misr, boukra Filastin', oftwel: 'Vandaag Egypte, morgen Palestina'. Het nieuwe Egypte is zonder meer meer op de hand van de Palestijnen. Wat Israel in dit opzicht kan verwachten is niet dat het vredesverdrag zal worden opgezegd, of een ander dramatisch gebaar, maar evenmin dat het in de toekomst op de automatische goedkeuring of het stilzwijgen van Cairo mag rekenen zoals dat vroeger altijd het geval was. Het is nagenoeg ondenkbaar dat de afsluiting van Gaza aan de Egyptische kant onverkort gehandhaafd zal blijven. En en zo is het ook waarschijnlijk dat onderdelen van het vredesverdrag met Israel nog wel eens opnieuw tegen het licht zouden kunnen worden gehouden.
Twee andere opmerkingen zijn – tenslotte – nog op hun plaats. In de eerste plaats betreft dat het effect dat de omwenteling in Egypte zal hebben op de Arabische wereld. Waar het kleine Tunesië al zo'n voorbeeldfuncie had, geldt dat in nog veel sterke mate voor Egypte met zijn bevolking van 83 miljoen, en zijn functie als het belangrijkste Arabische land. Als in Cairo – de onbetwiste (culturele) hoofdstad van de Arabische wereld – straks een democratisch regime heerst, betekent dat dat de andere landen zullen volgen. Dat kan even duren, afhankelijk van het ontwikkelingspeil van het betreffende land, maar het kan haast niet uitblijven.
De tweede opmerking betreft de rol van de Moslim Broederschap. Heel veel mensen hebben een soort heilige angst dat als straks verkiezingen in Egypte plaats vinden, de Broederschap wint en dat Egypte dan een soort fundamentalistisch islamitische staat wordt. Ik denk dat die angst ongegrond is. In de eerste plaats omdat de Broederschap bij de omwenteling helemaal geen hoofdrol (en ternauwernood een bijrol) vervulde, zodat allerminst vaststaat dat zij straks een hoofdrol zal gaan vervullen in het parlement. Maar ook omdat de Broederschap zich – wat veel mensen blijkbaar niet weten – de afgelopen decennia heeft ontwikkeld tot een groepering die geweld heeft afgezworen, pluriformiteit en democratie als principes heeft omhelsd, en zelfs gelijkberechtiging van vrouwen en kopten nastreeft (als is dit laatste, zoals deze dagen bleek nog omstreden binnen de Ikhwan). Helemaal zeker weten we het natuurlijk nog niet – er zijn ook minder verlichte tendenzen binnen de Broederschap – maar de kans lijkt groot dat de Broederschap zich zal ontwikkelen tot een soort partij als de Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) van de Turkse premier Erdogan, een soort van islamitisch CDA als het ware.
Grafitti in Cairo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten