woensdag 14 maart 2012

Het gaat nog wel even duren voor Syrië is bevrijd, maar interventie is niet de oplossing

Een familie ontvlucht de strijd in de stad Idlib. Idlib is intussen gevallen, slechts enkele dagen nadat Syrische regeringstroepen na een belegering van ongeveer een maand de wijk Bab Amro bij Homs hebben ingenomen. De strijders van het Vrije Syrische Leger (FSA) hebben het het hazenpad gekozen. Het Syrische leger is intussen ook begonnen met een aanval om de stad Dera'a in het zuiden terug te veroveren. 


De afgelopen paar maanden zagen we diverse pogingen om beweging te krijgen in de Syrische versie van de Arabische Lente, die langzamerhand steeds meer de trekken van een langdurige nachtmerrie heeft gekregen. In december was er de poging van de Arabische Liga om de situatie te stabiliseren doormiddel van het stationeren van waarnemers. Die poging werd na amper een maand onder druk van Saudi-Arabië en de overige Golfstaten opgegeven.
Vervolgens werd getracht, eind januari in de Veiligheidsraad, om een resolutie door te drukken waarbij het aftreden van Bashar al-Assad werd geëist om zodoende de weg vrij te maken voor een interim-bewind dat met de opstandelingen zou moeten onderhandelen. De resolutie werd met een veto afgeschoten door Rusland en China, die beide vreesden dat het de opmaat zou kunnen worden voor militaire interventies zoals we die in Irak en kortgeleden in Libië hebben gezien met alle treurige gevolgen van dien. Rusland was er bovendien - en waarschijnlijk niet helemaal ten onrechte - van overtuigd dat het nu meteen afzetten van Assad nu niet direct de meest voor de hand liggende volgend stap was.
 Daarna volgde weer een bijeenkomst van tientallen landen onder de naam 'Vrienden van het Syrische volk' in Tunis, waarbij eigenlijk niets werd bereikt. Behalve dan het aanscherpen van de toch al redelijke scherpe sancties tegen Damascus.
De voorlopig laatste aflevering van de pogingen iets voor elkaar te krijgen in Syrië was de missie van de vroegere secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, die naar voren is geschoven als een afgezant van een soort joint venture van de Arabische Liga en de VN. Zijn missie vond plaats tegen de achtergrond van de val van de woonwijk Baba Amro in Homs na een maand van aanhoudende beschietingen, en wat de later de inname van Idlib in het noorden - en van een dodental dat in een jaar van bloedige acties volgens vermoedelijk voorzichtige schattingen van de VN boven de 8.0000 is gestegen. Annan probeerde Assad te bewegen tot een staakt-het-vuren, het toelaten van humanitaire missies en het beginnen van onderhandelingen met de oppositie. Het ziet er vooralsnog  niet naar uit dat hij daarmee succes zal boeken. Assad wees het idee om te gaan praten van de hand zolang er nog sprake was van 'terreur' en zei ook dat wat hem betreft onduidelijk is wie de oppositie eigenlijk vertegenwoordigt. De oppositionele Nationale Syrische Raad (SNC), die daar volgens het Westen voor in aanmerking, had trouwens,  bij monde van haar leider Burhan Ghalioun, ook al laten weten dat zij pas wil overleggen als Assad is afgetreden.
Kortom de impasse duurt voort. Maar één lichtpuntje was er wel bij de missie van Annan: de oud-VN-baas liet van tevoren weten dat er geen sprake kan zijn van militaire interventie van buiten. Daar wordt door sommigen heel anders over gedacht, maar ik zal proberen uit te leggen waarom dit positief  nieuws is. 
Allereerst moeten we kijken naar hoe het verzet in Syrië in elkaar zit. Het begon in Syrië, net als in Tunesië, Egypte en Jemen, met spontane geweldloze demonstraties. Daar werd door het regime op een uiterst gewelddadige manier op gereageerd. Langzamerhand, pas na enkele maanden, kwam daar ook een gewelddadig antwoord op in de vorm van deserterende legereenheden en groepjes burgers die zich bewapenden. Op een gegeven moment kwamen er claims dat er sprake zo zijn van een Vrij Syrisch Leger (FSA) en kwam er een kolonel Riyadh Assaad naar voren die er de commandant van zou zijn. Van veel kanten is echter intussen aangevoerd dat het FSA vooral veel pretendeert te zijn, maar in de praktijk nauwelijks de naam leger verdient. Onder meer op de blog van de Syrië watcher Joshua Landis werd door mensen vanuit Syrië beschreven dat het in feite rag tag groepjes zijn die nauwelijks verbinding met elkaar hebben,. slecht zijn bewapend en in veel gevallen uiterst ongedisciplineerd optreden.
Een ander bewijs hiervoor kwam uit een heel andere hoek, namelijk uit het rapport van de missie van de Arabische waarnemers. Dit rapport verleende op onverwachte wijze geloofwaardigheid aan claims van de Syrische regering dat er ook sprake was van terreur van de kant van opstandelingen, getuige bijvoorbeeld deze passages: 

26. In Homs and Dera‘a, the Mission observed armed groups committing acts of violence against
Government forces, resulting in death and injury among their ranks. In certain situations, Government forces responded to attacks against their personnel with force. The observers noted that some of the armed groups were using flares and armour-piercing projectiles.
27. In Homs, Idlib and Hama, the Observer Mission witnessed acts of violence being committed against
Government forces and civilians that resulted in several deaths and injuries. Examples of those acts include the bombing of a civilian bus, killing eight persons and injuring others, including women and children, and the bombing of a train carrying diesel oil. In another incident in Homs, a police bus was blown up, killing two police officers. A fuel pipeline and some small bridges were also bombed.
28. The Mission noted that many parties falsely reported that explosions or violence had occurred in
several locations. When the observers went to those locations, they found that those reports were unfounded .
29. The Mission also noted that, according to its teams in the field, the media exaggerated the nature of the incidents and the number of persons killed in incidents and protests in certain towns.
44. In Homs, a French journalist who worked for the France 2 channel was killed and a Belgian journalist
was injured. The Government and opposition accused each other of being responsible for the incident, and both sides issued statements of condemnation. The Government formed an investigative committee in order to determine the cause of the incident. It should be noted that Mission reports from Homs indicate that the French journalist was killed by opposition mortar shells.

Het rapport verleent daarmee geloofwaardigheid aan tenminste een deel van de klacht van de Syrische regering dat sprake was van 'terrorisme'. Ook werd geregistreerd dat ondanks alle spanning., veel Syriërs vonden dat de crisis door onderhandelingen moest worden opgelost:

74. In some cities, the Mission sensed the extreme tension, oppression and injustice from which the Syrian people are suffering. However, the citizens believe the crisis should be resolved peacefully through Arab mediation alone, without international intervention. Doing so would allow them to live in peace and complete the reform process and bring about the change they desire. The Mission was informed by the opposition, particularly in Dar‘a, Homs, Hama and Idlib, that some of its members had taken up arms in response to the suffering of the Syrian people as a result of the regime’s oppression and tyranny; corruption, which affects all sectors of society; the use of torture by the security agencies; and human rights violations.

Het is niet al te moeilijk om aan de hand van dit soort waarnemingen in het rapport de reden te herleiden waarom het onder de tafel werd gewerkt (de versie waaruit ik citeer werd gepubliceerd door de Columbia universiteit in New York). Want terwijl naar buiten werd gebracht dat de missie was mislukt omdat zij het geweld niet kon keren, was in feite onenigheid binnen de Arabische Liga de reden. Een deel van de Liga was voor het handhaven van de missie en overleg met Damascus. Dat was immers volgens het rapport datgene  wat grote delen van de bevolking wilden. Maar Saudi-Arabië en de overige Golflanden zagen niets in onderhandelingen met Assad. Zij stelden zich vierkant achter de eisen van de Syrische Nationale Raad die 'regime change', oftewel het verdwijnen van Assad een keiharde voorwaarde vooraf vond (en vindt) voor onderhandelingen en  trokken zich terug uit de missie. Tegelijkertijd werd ook bekend dat Saudi-Arabië en Qatar begonnen waren wapens te leveren aan het verzet.
En waarom deden de Golflanden dat? Niet uit sympathie voor het streven naar een vrijer Syrië, zoveel is wel zeker. In Saudi-Arabië zelf wordt iedereen die het woord democratie maar in de mond durft te nemen al meteen in de gevangenis gezet. En we hoeven wat dat betreft ook alleen maar even te denken aan de Saudische hulp bij het neerslaan van de hervormingsbeweging in Bahrein. Het antwoord ligt op een ander vlak, namelijk de vrees van de Golflanden voor het shi'itische Iran. Het regime van Assad is een trouwe bondgenoot van Iran en er is de Golflanden veel aan gelegen om de as-Teheran-Damascus ongedaan te maken, evenals trouwens de steun van Assad aan Hezbollah in Libanon en Hamas in Gaza. Voor hen telt dus vooral dat ze Assad tegen elke prijs kwijt willen.Ze staan daarin overigesn niet alleen.  Er zijn wel meer landen die hun steun voor het verzet in Syrië zeker niet alleen laten afhangen van hun warme liefde voor de democratie of van overwegingen van humanitaire aard. We hoeven daarbij niet alleen te denken aan Israel (dat zich in het openbaar overigens nauwelijks uitlaat over de situatie). Ook voor Amerika, of voor bijvoorbeeld Frankrijk dat vanouds warme banden heeft met de christelijke partijen in Libanon), staan er ook nog heel andere belangen op het spel.
Leiders van de SNC tijdens een bijeenkomst in Tunis in december. Achter de tafel vlnr Basma Qudmani, Burhan Ghalioun (de nr 1 van de SNC) en Haitham al Maleh. Woensdag 14 aart werd bekend dat Al-Maleh (81), een advocaat en rechter en één van de oudste en bekendste tegenstander van het bewind die meerdere malen in de gevangenis heeft gezeten, uit de SNC stapt. Ook Kamal al-Labwani, arts en eveneens een van de bekendste dissidenten en vechter voor mensenrechten in Syrië, en de mensenrechtenadvocate Catherine al-Talli  stapten op.  Op hun Facebookpagina schreven ze dat dit te maken had met verschillen van inzicht met de SNC. Al-Lawani voegde eraan toe dat ze 'niet  medeplichtig willen worden aan het afslachten van het Syrische volk door vertragen, bedriegen, leugens, steeds een stap voor zijn op de anderen, en het monopoliseren van het nee van beslissingen''.  Hij zei dat de SNC "zich leent voor het uitvoeren van de agenda's van buitenlanders die erop uit zijn de strijd te verlengen en erop wachten dat het land in een burgeroorlog wordt gestort."

De naam werd al genoemd, de andere - burgerlijke - poot van het Syrische verzet waar steeds sprake van is, is de Syrische Nationale Raad (SNC). De Raad werd in augustus opgericht in Istanbul en is, zoals hierboven al gemeld,  voor een uiterst harde opstellingen jegens het Assad-bewind. Zij is de favoriete gesprekspartner van het Westen, en een bondgenoot van de Golflanden. Maar tegelijkertijd is het erg de vraag of de SNC wel zo representatief is voor de Syriërs in Syrië zelf. De meerderheid ervan bestaat uit verzetsmensen en intellectuelen die al jaren buiten Syrië wonen.Ook Burhan Ghalioun, de voorzitter, die hoogleraar is aan de Sorbonne, woont al jaren in Frankrijk. Het gehalte aan Moslim Broeders is hoog, volgens sommigen is de Raad zelfs niet veel meer dan een façade van de Ikhwan.
 Afgezien daarvan is de SNC er niet in geslaagd de minderheidsgroepen aan zich te binden. En dat is een belangrijk gegeven, aangezien de Syrische bevolking, zoals bekend, behoorlijk  heterogeen is bestaat  uit een soennitische meerderheid met belangrijke minderheden van christenen, Druzen, Koerden en alawieten. Vooral de christelijke en alawitische minderheden (van beide ongeveer 10%) zijn helemaal niet zo enthousiast voor een omwenteling, omdat ze bang zijn dat ze onder een nieuw bewind de bescherming wel eens zouden kunnen gaan verliezen die ze onder het huidige regime genieten. Dat  behoort immers zelf tot één van die minderheden: de familie Assad en vrijwel alle belangrijke steunpilaren van het bewind zijn alawieten. Maar juist christenen en alawieten (en trouwens ook de Koerden) zijn nauwelijks vertegenwoordigd in de SNC. Een ander feit is dat de SNC evenin spreekt uit  naam van belangrijke delen van de soennitische commerciële middenklasse, die vooralsnog in een omwenteling vooral een bedreiging van hun positie zien, die onder de Assads redelijk stabiel en gewaarborgd was. Dat is ook de reden waarom het in steden als Damascus en Aleppo, de belangrijkste commerciële centra van het land, tot nu toe redelijk rustig is gebleven.
Het is verleidelijk om de argumenten op een rijtje te zetten waarom de SNC niet de ruime media- aandacht en diplomatieke steun verdient die ze krijgt en waarom zij niet is wat ze voorgeeft te zijn. De Libanees-Amerikaanse politicoloog Ass'ad Abu Khalil (ook bekend als blogger The angry Arab) zette er 14 onder elkaar. Hij vindt ook dat de SNC te vergelijken is met het Iraakse Congres van Ahmed Chalabi dat destijds (in 2002) de  brede steun van het Westen had, maar na de invasie van Irak als een zeepbel uit lekaar spatte en totaal geen steun in Irak zelf bleek te hebben.
Ik ga niet zo ver als Abu Khalil, maar een aantal redenen opsommen waarom de SNC niet deugt kan geen kwaad. Om te beginnen is de SNC zelf in het geheel niet democratisch en transparant. Ten tweede: de Moslim Broederschap speelt er een leidende rol in. Ten derde: de Raad heeft zich doen kennen als een bondgenoot van Saudi-Arabië en Qatar en trouwens ook van de rechtse 14 maart beweging in Libanon (zeg maar de oppositie tegen de huidige regering waaraan Hezbollah deelneemt). Zelfs werd er – misschien om nog meer in de gunst te komen van het Westen – door woordvoerster Basma Qodmani onlangs op de Franse tv geflirt met Israel, iets wat door veel Syriërs als heel beschamend werd ervaren. Ten vierde: de Raad is afgeweken van het oorspronkelijke geweldloze pad en is een paar weken geleden  ook een officiële band aangegaan met de militairen van het FSA. Ten vijfde: de Raad is voor een volstrekt onverzoenlijke opstelling jegens het Assad-regime dat eerst weg moet voor er gepraat kan worden. En ten zesde: de Raad is vóór buitenlandse gewapende interventie, en dat is in het licht wat ik hiervoor schreef, misschien nog wel het belangrijkste reden waarom er grote vraagtekens achter de representativiteit van de SNC gezet moeten worden.
Al deze dingen gaan in tegen wat veel waarnemers die Syrië goed kennen (en ook het hierboven aangehaalde rapport van de Arabische waarnemersmissie) schrijven: namelijk dat vermoedelijk een ruime meerderheid van Syriërs – althans op dit moment – helemaal niet voor de meest rigoureuze oplossing is: de onmiddellijke verdwijning van het Assad-regime, en al helemaal niet voor een militaire optie of buitenlandse interventie. Het is ook het belangrijkste geschilpunt tussen de SNC en twee andere verzetsgroepen, dat mede verhinderd heeft dat zij zich bij het SNC hebben aangesloten. Die twee zijn: de PlaatselijkeCoördinatie Comités (LCC) en het Nationale Coördinatie Comité voor Democratische Verandering (NCC). Het eerste is, zoals de naam al zegt, een groep van plaatselijke comités binnen Syrië die zich hebben verenigd. Er zijn afdelingen in alle grotere steden en er is een band met mensenrechtenorganisaties. De tweede is een groep bestaande uit een zestal al langer bestaande linkse oppositiepartijen, waaronder nasseristen en de Syrisch Sociale Nationale Partij. Beide groeperingen menen dat militair geweld alleen maar leidt tot meer ellende. Beide willen – vanzelfsprekend – ook af van het Assad-regime, maar streven naar een vreedzame overdracht van de macht.
Niemand weet precies hoe groot de aanhang van deze twee laatste groeperingen is. En het staat ook vast dat daarnaast een groot deel van het verzet nog steeds alleen plaatselijk is en niet op de een of andere manier landelijk georganiseerd. Tegelijkertijd luiden de berichten uit Syrië echter ook dat het verzet nog steeds groeiende is. Assads regime, daar hoeft geen twijfel over te bestaan, is ten dode opgeschreven. Dat staat vast na de onvoorstelbaar misdadige manier waarop zijn troepen hebben huisgehouden in Homs (al heeft het FSA daar - en ook in andere plaatsen - ook een rol in gespeeld, die veel te weinig aandacht heeft gekregen). Het stond trouwens ook al vast na Assads steeds herhaalde onvervulde beloften van hervormingen en de eerdere moorddadige optredens van zijn troepen in Dera'a, Latakia, Jisr al Shughour, Hama en nog wel een paar andere plaatsen. Maar een militaire optie is onhaalbaar, al was het alleen al omdat het bewind beschikt over elitetroepen in de vorm van de Vierde Brigade en de Republikeinse Garde: 20.000 -30.000 man zwaarbewapende elitetroepen, die onder het commando staan van Assad jongere broer Maher en voor het merendeel bestaande uit alawieten. De treurige conclusie dringt zich op dat het einde voorlopig gewoon nog niet in zicht is. Het Syrische verzet zal waarschijnlijk nog verder moeten uitkristalliseren en zich beter moeten organiseren, alvorens er echt beweging komt in de richting van een oplossing. De omwenteling zal van binnenuit moeten komen wil zij succesvol zijn. Interventie of bewapening van dubieuze groeperingen als het FSA is niet alleen vrijwel kansloos, maar kan, als het wel zou lukken, alleen maar leiden tot toestanden zoals we die intussen maar al te goed kennen uit Irak of uit Libië.

(Dit is een bewerkte versie van een stuk dat ik schreef voor het blad De Brug van SIVMO (Steuncomité Israelische Mensenrechten- en Vredesorganisaties)

Geen opmerkingen:

Een afdeling van de WZO speelt sleutelrol in Israels nederzettingenprogram

Nederzetting Ofra zou eigenlijk afgebroken moeten worden.  Ik vermoed dat de leden van de Zionistische Wereldorganisatie raar zullen opkijke...