vrijdag 22 juni 2012

Succesvol debuterende Israelische auteur hervertelt oude hasbara-leugen

Shani Boianjiu
 Haaretz van donderdag 21 vertelt opgetogen dat het gerenommeerde Amerikaanse blad The New Yorker van deze week een kort verhaal publiceert van de 25-jarige Israelische schrijfster Shani Boianjiu. Het verhaal 'Means of  Supressing Demonstrations'  (Manieren om demonstraties te onderdrukken) gaat over de diensttijd van de hoofdpersoon, Lea, in het Israelische leger. Het is een hoofdstuk uit Boianjiu's eerste roman, die zij in het Engels schreef. Het boek komt binnenkort uit en nu al zijn de vertaalrechten verkocht aan 22 landen. Leuk voor Boianjiu, maar het verhaal 'Means of Supressing Demonstrations' had nooit in The New Yorker mogen staan. Het  begint namelijk al meteen met het herhalen van een van de meest crue hasbara-leugens die het Israelische leger de afgelopen jaren heeft verspreid. Dit is het begin van Boianjiu's verhaal: 

 Lea, the officer, had stopped feeling her own body. She lay on top of an anti-sniper barricade, holding up a page from a newspaper, blocking the stars. She had to stretch out her arms to hold the wide page above her head.
“Oh,” she said.
“The Army didn’t do it,” Tomer said. He flicked his cigarette butt down onto the asphalt of Route 799. He was talking about Huda, the little Palestinian girl on the beach. The picture in the newspaper showed her screaming on red sand, amid the body parts of the seven people who had been her family.
“I know,” she said. “This is a manipulation.”
The world said that the Israeli Army had done it with artillery fire, but the Israeli Army knew that the family had been killed by a dormant shell that Palestinian militants had left by the sea.

De gebeurtenis waar Boianjiu hier aan refereert, heeft ook in werkelijkheid plaatsgevonden. Het ging om een meisje dat in werkelijkheid ook Huda heet, en dat in 2006 zeven jaar oud was, toen haar familie van zeven personen al picknickend op het strand van Gaza door een granaat werd gedood. De foto van haar  vertwijfeling over de plotselinge dood van haar familieleden, ging de wereld rond. Het was, zoals de site Mondoweiss die dit het eerst signaleerde, terecht schreef, een soort gebeurtenis die wel wat overeenkomst vertoonde met de dood van het jongetje Mohammed al-Durra dat in de armen van zijn vader stierf in het kruisvuur in Gaza, wat voor een miljoenenpubliek op de tv werd  vertoond.
Huda Ghaliya bij de lijken van haar familie. (Ramatan) 

De overeenkomst  was er ook op een ander vlak. Zoals de hasbara (=propaganda)-machine die Israel altijd van alle blaam wil zuiveren op volle toeren draaide (en nog steeds draait) om aan te tonen dat  het jongetje Al-Durra niet door Israelische maar door Palestijnse  kogels om het leven kwam (of misschien zelfs wel zijn eigen dood heeft gespeeld en dus nog leeft), zo deed Israel er alles aan om aan te tonen dat de granaat die de familie Ghaliya wegmaaide, geen Israelische granaat was.
Een onderzoek van het Israelische leger zelf had als resultaat dat explosieven die Palestijnse groepen op het strand hadden achtergelaten de familie zouden hebben gedood. De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) deed echter ook onderzoek ter plaatse (Israel: Investigate Gaza Beach Killings) waaruit een heel ander verhaal naar voren kwam. HRW vond ter plekke scherven van 'vers' afgevuurde granaten met stempels, waaruit bleek dat het om 155mm kaliber granaten ging, granaten waarover Israel met zijn M-109 Self-Propelled houwitsers over beschikt (en de Palestijnen niet). HRW sprak met artsen die zeiden dat de verwondingen overeenkwamen met verwondingen die veroorzaakt worden door zulke granaten (Gaza had er vaker mee te maken in die tijd). HRW sprak ook met ooggetuigen die de binnenkomende granaten hadden gehoord. Het vergeleek de kraters die door verderop neergekomen granaten hadden veroorzaakt met de krater waarin de familie Ghaliya was gedood en merkte op dat de afmetingen overeenkwamen (en niet correspondeerden met die van bijvoorbeeld kraters veroorzaakt door landmijnen, waarover de Palestijnen wel beschikten).
Tenslotte haalde HRW generaal Yoav Galant aan, toen commandant van het zuidelijke Israelische front, die bevestigde dat rond de tijd dat de familie Ghaliya omkwam, het Israëlische leger zes granaten afvuurde op een gebied op ongeveer 250 meter van de plaats waar de zeven familieleden Ghaliya werden getroffen. En tenslotte geeft HRW aan dat het Israelische leger, zoals vaker, zijn onderzoek uitsluitend baseerde op een intern onderzoek, zonder dat buitenstaanders werden ondervraagd of onpartijdige onderzoekers waren ingeschakeld.

Helaas heeft  Shani Boianjiu echter in haar verhaal dus de officiële Israelische versie gevolgd. En helaas heeft The New Yorker zijn  reputatie van onafhankelijk, kritisch blad vervolgens geweld aangedaan door deze van a tot z gelogen versie op deze manier weer in een nieuw jasje te presenteren. Hopelijk volgt een rectificatie.
En wat Boianjiu betreft: getalenteerd of niet, het is niet het enige element in haar verhaal waaruit haar rechtse opstelling blijkt. Mondoweis wijst op nog twee voorbeelden waaruit haar  nauw-verholen racistische opstelling ten opzichte van Palestijnen blijkt: het moment waarop zij het heeft over eerwraak, of als ze het verhaal opdist dat demonstrerende Palestijnen zover gaan dat ze vragen om op ze te schieten om de sympathie van de wereld te winnen.
Worden we na wat progressievere schrijvers al Amos Oz, A.B. Jehoshua en David Grossman nu getracteerd op hasbara-literatuur? Het is voor Boianjiu's boek is verschenen misschien net iets te vroeg om dat te concluderen, maar dit verhaal doet wel het ergste vrezen.    

Geen opmerkingen:

Een afdeling van de WZO speelt sleutelrol in Israels nederzettingenprogram

Nederzetting Ofra zou eigenlijk afgebroken moeten worden.  Ik vermoed dat de leden van de Zionistische Wereldorganisatie raar zullen opkijke...