Dit stuk schreef ik voor het oktobernummer van De Brug, uitgave SIVMO (Steuncomité Israelische Vredesgroepen en Mensenrechtenorganisaties):
De antieke citadel van Aleppo, de tweede stad in grootte in Syrië, in rustiger dagen. (Foto Getty images). Volgens de berichten van vandaag woedt er na beschietingen en gevechten een brand in de middeleeuwse souk (zie foto hieronder). De souk (markt) is onderdeel van het onder de bescherming van Unesco vallende werelderfgoed.
Wat te doen met Syrië? Dat schreef
Alain Gresh van Le Monde diplomatique kort geleden op zijn blog
'Nouvelles de l'Orient'. Het conflict krijgt een soort eeuwigdurend
karakter, vervolgde hij. Op dit moment zijn noch de beloftes van het
regime uitgekomen dat het de opstand de kop zou indrukken, noch is de
hoop van het Westen bewaarheid dat het regime in elkaar zou storten.
En intussen betaalt het land een hoge prijs. Er zijn tienduizenden
doden (de schattingen van de VN gaan intussen in de richting van de
30.000), een ongekend aantal gewonden, en talloze vluchtelingen. Hoe
verder het conflict afglijdt, hoe meer de Syrische maatschappij
uiteen wordt gerukt, gemeenschappen tegen elkaar worden opgezet,
buren het opnemen tegen hun buren.
Tot zover Alain Gresh. Hij beschrijft
in feite de wanhoop die waarnemers, waaronder natuurlijk ook
journalisten, bevangt bij een conflict dat maar voortduurt en
voortduurt, waarbij steeds meer slachtoffers vallen, dat steeds
uitzichtlozer wordt en waarin weinig lijkt te veranderen.
Natuurlijk, er is wel steeds nieuws, want nu eens is het Damascus
waar het hardst wordt gevochten, dan weer is het een wijk van Aleppo,
Irbil, of Homs die door het Syrische leger in puin wordt geschoten in
een poging de opstandelingen die zich daar onder de bevolking hebben
gemengd, te verdrijven. En er zijn slachtpartijen, autobommen,
ontvoeringen. Maar doorbraken, echte nieuwe ontwikkelingen, zijn er
niet te melden. La crise s'éternise, de crisis is eindeloos,
zoals Gresh schreef.
Het is verleidelijk te blíjven
citeren, want iedereen kiest daar zijn eigen formuleringen voor. Zo
citeerde Max Rodenbeck, de Midden-Oostenverslaggever van The
Economist, Lakhdar Brahimi, de ervaren Algerijnse vredestichter die
onlangs Kofi Annan opvolgde als speciale gezant van de VN voor Syrië.
Brahimi omschreef zijn nieuwe taak als 'vrijwel onmogelijk', schreefRodenbeck, 'en dat lijkt een juiste waarneming. Het regime is in het
nauw gedreven maar onscrupuleus en weigert te praten met zijn
tegenstanders zolang ze de wapens niet neerleggen. Van hun kant zijn
de minder goed bewapende, onderling verdeelde, maar volhardende
rebellen niet van plan te praten met het regime totdat Bashar Assad
vertrekt. De rest van de wereld kijkt ontzet toe, of gaat stilletjes
door met het voeden van het conflict, terwijl de ellende toeneemt.
Alleen al in augustus verdubbelde het aantal vluchtelingen dat in
landen buiten Syrië asiel aanvroeg tot 200.000.'
'Assad heeft verschillende tactieken uitgeprobeerd om de opstand
die nu 18 maanden oud is, de kop in te drukken. Eerst beloofde hij
hervormingen, terwijl zijn veiligheidstroepen tegelijkertijd het vuur
openden op vreedzame demonstranten. Vervolgens deed het regime het
voorkomen alsof alles in orde was, afgezien van wat loslopende
'terroristen'. Nu, na te hebben toegegeven dat hij met een echte
oorlog te maken heeft, komt Assad met een keuzemogelijkheid: zijn
regime moet worden geaccepteerd of zijn leger zal de aarde
verschroeien onder de voeten van diegenen die ertegen zijn.'
Tot zover Rodenbeck van de Economist. Ook hij ziet een conflict dat voorlopig nog lang niet voorbij is. Immers de opstandelingen zijn niet sterk genoeg om het leger echt aan te kunnen. En het regime voert – zoveel is intussen wel duidelijk – een strijd waarbij het koste wat het kost wil overleven en waarbij het geen prijs te hoog lijkt te vinden, zoals blijkt uit het ongekend hoge dodental en de aan puin geschoten stadswijken. Vooral in augustus was het duidelijker dan ooit – met dagenlange beschietingen van wijken in en rond Damascus en Aleppo, de twee belangrijkste steden, waarin het verzet posities had ingenomen. Die artilleriebeschietingen, die dienden om de eigen verliezen van het leger zo laag mogelijk te houden voordat de troepen 'erin' gingen om met de laatst overgebleven opposanten af te rekenen, eiste een onwaarschijnlijk hoge tol aan burgerslachtoffers en was verantwoordelijk voor de enorme toename aan vluchtelingen. Assad en de zijnen gaan tot het uiterste.
Aan de andere kant kan over de oppositie ook niet al teveel goeds worden gemeld. Nog steeds is er sprake van een groot aantal plaatselijke milities in plaats van een goed gecoördineerd SNA (Syrian National Army). Nog steeds is het hommeles in de Syrische Nationale Raad (SNC), waar belangrijke figuren weglopen, waar geklaagd wordt over ineffectiviteit, over gebrek aan democratie en over het feit dat islamisten het er voor het zeggen hebben, zoniet openlijk dan toch achter de schermen. De Raad wordt nu uitgebreid, maar is ook dan nog steeds geen democratische organisatie en vertegenwoordigt ook dan nog steeds niet alle groepen. De Plaatselijke Coördinatie Comités (LCC) bijvoorbeeld, één van de organisaties die een geweldloze aanpak van de revolutie voorstaan, is er ook dan nog steeds niet in vertegenwoordigd. En dan hebben we het nog niet gehad over het feit dat ook het verzet zich aan gruwelijke praktijken schuldig maakt als ontvoeringen, standrechtelijke executies en moordpartijen op regeringstroepen of van personen of groepen die verdacht worden van loyalisme aan Assad, en vaak zijn dat groepen of personen tot de minderheden behoren. Evenmin hebben we dan de vraag opgeworpen in hoeverre het verantwoord is met strijdgroepen positie te kiezen in woonwijken, die dan vervolgens een doelwit worden van tegenaanvallen van de regeringstroepen. Veel vluchtelingen die nu naar het buitenland vluchten vertellen dat zij het gevoel hadden gehad als het ware gegijzeld te zijn geweest in een gewapend conflict waar zij part noch deel aan hadden gehad.
Het zijn trouwens ook niet alleen de strijdende partijen zélf die schuldig zijn aan het feit dat dit conflict s'eternise, oftewel zo eindeloos duurt. Ook die omstanders die in de woorden van Rodenbeck van The Economist 'stilletjes doorgaan met het voeden van het conflict', mogen er op aan worden aangekeken, want ook op het diplomatieke vlak zijn de posities behoorlijk bewegingloos ingegraven. Het Westen kijkt al lang met nauw verholen woede naar Rusland, dat verdergaande sancties tegen Assad en de zijnen tegenhoudt en dat – net als Iran – het Syrische regime met wapens steunt. Met als argument dat een vertrek van Assad niet een voorwaarde vooraf dient te zijn, maar dat onderhandelingen de oplossing moeten bieden. Het Westen is echter niet minder koppig dan Moskou. Het eist juist, Amerika voorop, dat Assad vertrekt voordat over wat anders kan worden gepraat, terwijl intussen Saudi-Arabië en Qatar doorgaan de rebellen met wapens te spekken, met logistieke steun van Amerika. De reden die de VS en andere Westerse landen geven waarom zij de oppositie niet naar de onderhandelingstafel drijven, maar juist zo vasthouden aan Assads vertrek, is dat 'het regime alle legitimiteit' heeft verloren. Dat is ongetwijfeld waar. Maar het vermoeden laat zich moeilijk wegpoetsen dat op de achtergrond toch meespeelt dat Assad een bondgenoot is van Hezbollah in Libanon en van het door iedereen – niet in de laatste plaats Israel en de Golflanden – gehate Iran, en dat met Assads vertrek de positie van de 'sjiitische as' in dit deel van het Midden-Oosten een beslissende klap kan worden toegebracht.
Een beeld dat steeds vaker te zien is in Latakia, in het hartland van de Alawitische minderheid: begrafenisstoeten van soldaten van het regeringsleger. (Wall Street Journal)
Nu is dit alles in grote trekken eigenlijk allemaal niet zo vreselijk nieuw. En de vraag dringt zich vervolgens op of er dan echt niets verandert. Het antwoord daarop moet bevestigend zijn: er verandert wel wat, maar niet steeds in gunstige zin. Een belangrijke ontwikkeling, die al een tijd gaande is, is dat het regime tijdens deze maanden van harde strijd steeds minder het karakter van een staatsapparaat voor alle Syriërs heeft gekregen. Doordat de nadruk steeds meer is komen te liggen op de militaire en veiligheidsdiensten is het nationale leger gaandeweg geëvolueerd en veranderd in een soort partijmilitie die een keihard, niets ontziend gevecht voert om te overleven. Dit karakter wordt nog versterkt doordat het kamp van Assad ertoe is overgegaan wapens uit te delen en zogenaamde 'Volkscomités' op te richten in gebieden waar de bevolking nog loyaal is aan het regime.
Deze ontwikkeling gaat gepaard aan een groeiende vervreemding tussen de oppositie en groepen die van oudsher steunpilaren waren van het Assad-bewind, zoals de christenen en vooral de Alawieten, de groep waaruit de familie Assad zelf voortkomt. Uit diverse berichten wordt duidelijk dat vooral de Alawieten, die vóór de familie Assad aan de macht kwam eeuwenlang een vervolgde minderheid zijn geweest, zich in bepaalde gebieden zoals in de buurt van de stad Latakia, en masse opgeven voor dienst in het leger of in deze Volkscomités, bang als ze zijn dat een val van het Assad regime gepaard zal gaan met bijltjesdagen, collectieve afrekeningen en een terugkeer naar de donkere periodes uit hun verleden. Het treurige nieuws is verder dat de oppositie volstrekt zijn best niet doet om het vertrouwen te winnen van de Alawitische en christelijke groeperingen, of die delen van de soennitische bourgeoisie die het altijd goed met het Assad-regime kon vinden. Integendeel, die groeperingen worden in toenemende mate bang gemaakt en vervolgd. Ook hierin schiet de oppositie dus helaas schromelijk tekort.
Toch zijn niet alle berichten uit Syrië even zwart. Als we de International Crisis Group (ICG) mogen geloven, die begin augustus een uitgebreid rapport over de situatie uitbracht, zijn er ook lichtpuntjes. De sociale cohesie is niet helemaal verdwenen. Op veel plaatsen zijn er spontane initiatieven geweest om hulp te verlenen aan getroffen buren en buurten. Ook waren er hier en daar acties die ergere gewapende confrontaties wisten te voorkomen. En tenslotte heeft het regime – ondanks alles – de moraal niet kapot weten te krijgen, want de protestdemonstraties waar alles anderhalf jaar geleden tenslotte mee begonnen was, gaan nog steeds door. De veerkracht is dus nog niet helemaal verdwenen.