Esther Koontz |
De rechter deed dit in een zaak die was aangespannen door de wiskundelerares Esther Koontz. Koontz was in 2017 gevraagd om op grond van een juni van dat jaar aangenomen wet, een verklaring te tekenen dat zij Israel niet zal boycotten. Zij weigerde dit, omdat zij als lid van de Mennonitische kerk daar uit solidariteit met de Palestijnen al bij betrokken was. Haar contract werd daarop niet verlengd.
In de zaak stelde rechter Crabtree dat het Amerikaanse hooggerechtshof heeft bepaald dat Artikel 1 van de Amerikaanse grondwet het recht garandeert op het houden van boycots. Hij schortte daarom de wet die het houden van boycots bestraft tijdelijk op, tot het einde van het proces van Koontz. De vereniging voor burgerrechten in Amerika, de ''American Civil Liberties Union'' (ACLU), die Koontz voor het hof vertegenwoordigde, juichte de beslissing toe. Volgens ACLU had de rechter terecht het onconstitutionele karakter van de wet onderschreven.
De uitspraak in Kansas is een eerste succes voor de BDS-beweging in de strijd tegen dit soort anti- boycot wetgeving. Vergelijkbare anti-BDS wetten zijn intussen aangenomen in 24 Amerikaanse staten, het laatst in Wisconsin in oktober en in Maryand, waar de gouverneur een ''executive order'' tekende, waarin firma's die aan een boycot van Israel deelnemen effectief worden uitgesloten van contracten met de staat. Ook is er nog een wet in behandeling in de Senaat, de ''Israel Anti-Boycott Act'', die Amerikaanse burgers verbiedt om ''restrictieve handelspraktijken of boycots te steunen die internationale organisaties tegen Israel hebben ingesteld''.
BDS, in 2005 ingesteld door een keur aan Palestijnse organisaties, wil Israel met een boycot dwingen de bezetting van de Palestijnse gebieden te beëindigen en de Palestijnse rechten te erkennen. Het is intussen een beweging met een groeiende internationale omvang. Israel en degenen die de Israelische bezetting blijven steunen, noemen de boycot antisemitisch.
In de zaak stelde rechter Crabtree dat het Amerikaanse hooggerechtshof heeft bepaald dat Artikel 1 van de Amerikaanse grondwet het recht garandeert op het houden van boycots. Hij schortte daarom de wet die het houden van boycots bestraft tijdelijk op, tot het einde van het proces van Koontz. De vereniging voor burgerrechten in Amerika, de ''American Civil Liberties Union'' (ACLU), die Koontz voor het hof vertegenwoordigde, juichte de beslissing toe. Volgens ACLU had de rechter terecht het onconstitutionele karakter van de wet onderschreven.
De uitspraak in Kansas is een eerste succes voor de BDS-beweging in de strijd tegen dit soort anti- boycot wetgeving. Vergelijkbare anti-BDS wetten zijn intussen aangenomen in 24 Amerikaanse staten, het laatst in Wisconsin in oktober en in Maryand, waar de gouverneur een ''executive order'' tekende, waarin firma's die aan een boycot van Israel deelnemen effectief worden uitgesloten van contracten met de staat. Ook is er nog een wet in behandeling in de Senaat, de ''Israel Anti-Boycott Act'', die Amerikaanse burgers verbiedt om ''restrictieve handelspraktijken of boycots te steunen die internationale organisaties tegen Israel hebben ingesteld''.
BDS, in 2005 ingesteld door een keur aan Palestijnse organisaties, wil Israel met een boycot dwingen de bezetting van de Palestijnse gebieden te beëindigen en de Palestijnse rechten te erkennen. Het is intussen een beweging met een groeiende internationale omvang. Israel en degenen die de Israelische bezetting blijven steunen, noemen de boycot antisemitisch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten