Messen van doodgeschoten Palestijnen werden neergelegd door Israelische politie

Getuigen van wat de Israelische politie woensdag een ''poging tot een aanval met een mes'' noemde hebben verklaard dat  de broer en zus, die daarbij bij het Qalandia checkpoint werden doodgeschoten, geen enkele bedreiging vormden voor de Israelische agenten.
De 23-jarige Maram Salih Hassan Abu Ismail, die vijf maanden zwanger was (en niet 24 zoals gisteren gemeld), en haar 16-jarige broer Ibrahim waren op weg naar Jeruzalem toen ze een weg namen die was bedoeld voor voertuigen en niet voor voetgangers bij het Qalandiya checkpoint bij Ramallah. De twee waren naar het zich liet aanzien niet in staat te begrijpen wat de Israelische agenten hen in het Hebreeuws toeschreeuwden, maar hielden halt. De getuigen zeiden dat het erop leek dat Ibrahim probeerde de hand van zijn zuster te pakken en van de agenten weg te lopen, toen dezen het vuur op haar openden. Maram viel, en toen Ibrahim probeerde haar te hulp te komen werd ook hij neergeschoten.
Een Palestijnse buschauffeur die ter plekke was, Muhammad Ahmad, vertelde het persbureau Ma'an dat de Israeli die het vuur opende op Maram achter een cementen blok stond, op een afstand van zo'n 20 meter van haar vandaan. De chauffeur zei dat noch van Maram, noch van Ibrahim enigerlei dreiging uitging.
Getuige Ahmad Taha, ook een Palestijn, vertelde Ma’an dat Israeli's naar de twee toeliepen toen ze op de grond lagen en vervolgens nogmaals op hen schoten om “er zeker van te zijn dat ze dood waren”. Taha voegde eraan toe dat de agenten op de plaats waar ze lagen messen neerlegden, waarvan later foto's werden verspreid door de Israelische politie met de mededeling erbij dat ze in het bezit van Maram en Ibrahim waren geweest. (Dit verhaal spreekt het verhaal van de politie tegen dat Maram een mes naar de politie had gegooid).
Plaatselijke bronnen vertelden Ma'an dat Maram moeder was van een vier- en een zesjarig kind en bovendien vijf maanden zwanger.  Ze had kort tevoren voor het eerst een pasje van de Israelische autoriteiten gekregen dat haar in staat stelde naar Jeruzalem te reizen. Haar broer begeleidde haar daarbij.