donderdag 13 december 2012

Naguib Mahfouz: 'Misschien zegt het iets over het verval van onze cultuur'

Het stuk hieronder is een interview dat ik in destijds als correspondent in Cairo had met de schrijver Naguib Mahfouz een paar maanden nadat hij in 1988 de Nobelprijs voor de literatuur had gekregen. Het verscheen op 5 augustus 1989 in de zaterdagbijlage 'Het Vervolg' van de Volkskrant, nadat de kunstredactie het eerder een paar maanden had laten liggen omdat ze het niet interessant vonden. Onder invloed van het feit dat ik tegenwoordig Arabisch studeer aan de universiteit (waartoe ook Arabische literatuur behoort) heb ik het weer opgediept (en overgetypt; 1989 was nog het pre-internet tijdperk). Ik ben voor dit interview speciale dank verschuldigd aan Mohammed Helmi, destijds mijn parttime vertaler. Hij voerde - op mijn aanwijzingen maar ook voor een deel naar eigen inzicht - het grootste deel van het gesprek. Zonder hem was dit interview niet mogelijk geweest. Naguib MahfouzNaguib Mahfouz 1911-2006
 

Om zeven uur in de ochtend biedt Cairo's centrale Tahrir-plein een vredige aanblik. Het Hilton hotel en het Egyptisch Museum weerkaatsen de opkomende zon. De temperatuur is aangenaam. De stemmen van vroege voorbijgangers weerklinken tussen de gevels en zorgen voor een intimiteit die zo vroeg alleen wordt onderbroken door een enkele voorbijrazende bus.
In het kleine café Ali Baba zoek ik naar de schrijver Naguib Mahfouz. Het is nooit moeilijk hem in Cairo op te sporen. Om te beginnen weet je dat hij er is. De Nobelprijswinnaar heeft niets van de rusteloosheid van sommige andere Egyptische intellectuelen en haat reizen als de pest. De enige keert dat hij zich verplaatst is 's zomers als hij net als veel van zijn stadgenoten het hete Cairo verruilt voor Alexandrië. Het is bekend dat hij maar twee keer in zijn leven buiten Egypte is geweest. Dat was in de jaren zestig, toen zijn ministerie hem op dienstreis stuurde naar Joegoslavië en Noord-Jemen en hij het gevoel had dat het moest.
De Nobelprijs haalde hij verleden jaar ook niet zelf op. Hij liet het over aan zijn twee giechelende dochters (die nog nooit een boek van hem hebben ingezien) en de staatssecretaris van Cultuur. Cairo is 'waar zijn hart ligt'. Alleen al de gedachte dat hij zich erbuiten zou begeven benauwt hem. Hij is hier geboren, zijn meeste boeken spelen zich hier af. Hij weet er de weg, zowel in de dure wijk Dokki als in tussen de paupers en handelaars in het Husseini-kwartier. Hij kent er de hasjtenten, de literaire cafés, de verborgen zelfkant, de chic van vroeger en de verloedering sinds de bevolking van 1,5 naar 12 miljoen is gegroeid.
Punctueel als een machine werkt Mahfouz in Cairo dagelijks zijn schema af. Je kunt er de klok op gelijk zetten, zeggen zijn vrienden. 's Morgens om zes uur maakt de 77-jarige schrijver een wandeling van een uur door de dan nog uitgestorven stad, altijd naar dezelfde coffeeshop. Hij drinkt er zijn koffie zonder suiker en leest de kranten, voor hij begint aan een werkdag tot aan de (late) lunch. De middag is er om te rusten en te lezen; 's avond is hij meestal thuis. De donderdagavond is voor de vaste ontmoeting met een select clubje vrienden dat zichzelf de geuzennaam harafish (zootje ongeregeld) heeft toegedicht.De afgesproken plaats is het Casino Qasr el-Nil aan de Nijl. De schrijver geeft er acte de présence om acht uur precies. En al jarenlang met dezelfde traktatie – een kilo kofta – onder de arm.
Mijn komst naar Ali Baba is dan ook niet tevergeefs. Mahfouz zit op zijn vaste plaats: een tengere gestalte aan een tafeltje voor het raam op de eerste verdieping. Met zijn karakteristieke houterige en tegelijk lenige mimiek springt hij op, één en al glimlach, legt de krant terzijde en biedt koffie aan. Maar als ik zeg waarvoor ik gekomen ben, blijkt dat zijn vroegere bijna spreekwoordelijke toegankelijkheid toch heeft plaatsgemaakt voor een strenger regime. Praten over koetjes en kalfjes is één ding, maar voor een interview moet ik de mensen bellen die hem 'beschermen'. Helaas, teveel mensen willen hem zien. 'Ik ben nu een functionaris van de prijs,' voegt hij er verontschuldigend aan toe.
Pas een paar weken later kan ik vragen wat hij met die uitspraak bedoelde. De drie cerberussen die waken over zijn agenda ben ik dan gepasseerd. We zitten in zijn riante werkkamer bij de krant Al-Ahram, die vroeger toebehoorde aan zijn collega en vriend, de in 1987 overleden (toneel)schrijver Tawfiq al-Hakim. Sinds vorig jaar , zo luidt Mahfouz' antwoord op mijn vraag, heeft hij eigenlijk niets meer gedaan dat niet met de prijs te maken had: 'Lezingen, symposia, interviews, het ging maar door. Mijn hele werkjaar is eraan opgegaan, want dat loopt van oktober tot april. In de zomer kan ik niet werken, een allergie aan mijn ogen maakt dat ik niet kan lezen als het te warm is. Ik hoop nu maar dat deze kermis (hij gebruikt het Egyptische woord moulid) weer zal overgaan.'
Hij heft de handen ten hemel, een typisch Mahfouz-gebaar, en lijkt ermee te zeggen: wat kan ik anders doen dan me schikken? En ik zie de tv-beelden weer voor me waarop Mahfouz zich door president Mubarak de hoogste Egyptische onderscheiding, de Orde van de Nijl, laat omhangen, of scènes waarbij hij braaf en gewillig als een kind achter groene tafels zit. 'Deze prijs,' zei hij al meteen in oktober toen hij hem kreeg, 'is belangrijker voor de Arabische literatuur dan voor Naguib Mahfouz.'
Terwijl het gesprek verder gaat probeer ik me een voorstelling te maken van de ontwrichting die de commissie in Oslo teweeg heeft gebracht. Mahfouz' schema's stammen namelijk al uit de tijd dat hij als vijfentwintigjarige koos voor het schrijverschap. Vijftig jaar lang slaagde hij erin om zijn diverse levens ermee van elkaar te scheiden en om tegelijkertijd in de schaduw te blijven. De progressieve publiciteitsschuwe schrijver bestond naast de gezagsgetrouwe ambtenaar in het nette pak. De voor ieder toegankelijke bohémien die tot diep in de nacht op het terras van Fishawi of Riche zat te oreren, was – zonder dat iemand het wist – tevens huisvader met een vrouw en twee kinderen. Maar nu heeft de Nobelprijs hem de regie uit handen genomen. Hij is de macht kwijt over zijn tijd. Hij is nu een publieke figuur die meningen moet verkondigen. Persbureaus bellen hem zelfs als er zoiets speelt als de Rushdie-affaire.
Het moet een soort nachtmerrie voor hem zijn. Zijn hele leven was een vlucht voor de controverse. Draufgängerische neigingen hebben alleen de personen in zijn boeken, zoals de talentvolle Isa al Dabagh in Autumn Quail, die als aanhanger van het ancien régime na de revolutie zijn hoge baan verliest en te gronde gaat omdat hij het verdomt zich anders voor te doen dan hij is. Mahfouz zelf is heel anders. Toen zijn jongere collega Youssef Idris, een van de beste korte verhalen schrijvers aller tijden, jaloers was op de prijs en de keuze voor Mahfouz toeschreef aan diens 'pro-westerse gezindheid' en slaafse verdediging van Sadats Camp David-politiek, sprak heel Cairo er schande van. Maar Mahfouz zelf zei alleen maar: 'Ach, Youssef draait wel weer bij. Je zal zien, over een week of wat komt hij gewoon weer langs bij 'Am` (Oom) Naguib.'
Misschien is Mahfouz' instelling te verklaren uit zijn achtergrond. Hij werd geboren in het Gabaliyya district in islamitisch oud-Cairo. Een a-cultureel milieu dat de leeswoede die hij als jongetje aan de dag legde niet bepaald stimuleerde. 'In de vakantie zeiden ze: hou toch op, spaar je ogen voor de studie. Maar ik was gek op lezen. Ik wilde ook schrijven zoals de dingen die ik las. Het ging zelfs zover dat ik hele stukken kopieerde er er mijn eigen naam onder zette.'
Hij koos voor een studie filosofie, schreef zijn eerste korte verhalen als student, maar schrijver worden kwam niet bij hem op. De moderne Arabische literatuur stond in die ook nog in de kinderschoenen. De roman, met name, was nog vrijwel onbekend. Pas een handjevol mensen als Mohammed Hussein Heykal (met de roman Zeynab uit 1914), Taha Hussein of Abbas Aqqad, had zich gewaagd aan deze westerse kunstvorm. Als een van zijn professoren, de historicus en socialist Salama Mousa hem niet had aangespoord, zou hij de stap misschien nooit hebben gezet. Er was, zegt hij, eerst 'een soort crisis voor nodig'. Maar daarna wiep hij zich ook meteen op een methodische studie. Tekstboeken wezen hem de weg naar de 'topwerken' vanaf de Griekse klassieken tot aan de hedendaagse westerse literatuur. Tegen de onzekerheden van het kunstenaarsbestaan dekte hij zich tegelijkertijd in door secretaris te worden van een andere leraar, zijn hoogleraar islamitische filosofie, toen die minister van Waqf (religieuze zaken) werd. Het was het begin van een carrière als ambtenaar die hij volhield tot aan zijn pensioen.
 
 Gamaliyya straat, de belangrijkste straat in de wijk waar Mahfouz opgroeide (Foto Egypt Independent).

Keihard werken (zonder twijfel de reden waarom hij in een loopbaan van 52 jaar een veertigtal romans afleverde, en een respectabel aantal filmscenario's en korte verhalen) leidde vanaf 1939 tot de publicatie van drie romans over het oude Egypte van de farao's. Eigenlijk had het een omvangrijk project moeten worden dat de hele antieke geschiedenis van Egypte zou omvatten. Maar gelukkig liet Mahfouz het idee na een paar jaar vallen om zich te werpen op een voor de Arabische wereld nieuw genre: de 'realistische' roman.
Nu ontstonden boeken als Het begin en het einde, Khan el-Khalili, en Midaq-steeg die waren gesitueerd in het islamitische Cairo waar hij geboren werd. Er liepen hoeren in rond, bedelaars, zwarthandelaars en politieke nieuwlichters. Het waren herkenbare en 'maatschappij-kritische' kronieken van de snelle veranderingen in de Egyptische samenleving, die werden gekenmerkt door politieke instabiliteit, botsingen met de Britten, vrouwenemancipatie en de opkomst van nieuwe stromingen als het communisme en de Moslim Broederschap.
Het hoogtepunt uit die tijd was zijn 1500 pagina's tellende Trilogie, over de lotgevallen en dilemma's van een familie tussen 1917 en 1945. Het verschijnen van deze kroniek over de generatiekloof tussen de rijke maar ongeletterde vader Ahmed Abdel Gawad en diens studerende zoon Kamal, en de lotgevallen van de ooms, neven en nichten, vestigde in 1954 op slag zijn naam en maakte hem tot de meest gelezen auteur in de Arabische wereld.
Pas daarna – op 43-jarige leeftijd – trouwde Mahfouz. Zijn privéleven bleef echter een gesloten boek. Niemand van zijn vrienden had ooit zijn vrouw gezien, totdat – na de toekenning van de prijs – haar foto verscheen in het blad Al-Mussawar. Uit het interview bleek dat zij nauwelijks meer dan een vaag idee had van het werk van haar man.
Hoe ziet u uw plaats tussen de andere Nobelprijswinnaars van de laatste tijd? Past u tussen mensen als Garcia Marquez, Soyinka, Brodsky?
Mahfouz hoeft er niet lang over na te denken. 'De mensen die de prijs vroeger kregen waren reuzen,' zegt hij, 'maar de laatste jaren zijn ze niet van hetzelfde postuur. Ze zijn goed, daar is geen twijfel aan, maar geweldenaars zijn het niet. Vroeger waren het mensen die we kenden. We plachten ze zelf te nomineren. En de verrassing was dan hoogstens: waarom krijgt Sartre hem eerst en daarna pas Camus, of andersom. Nu zijn het mensen van wie we nooit hebben gehoord, die oké blijken te zijn als we ze gaan lezen, maar geen openbaring. Wat dat betreft zitten we allemaal in hetzelfde schuitje. Misschien zegt het iets over het verval van onze cultuur. Misschien zijn er, God weet, wel een heleboel talenten die niet schrijven.
Egyptian novelist Naguib Mahfouz
U hebt in eerder interviews gezegd dat u wat uw ontwikkeling betreft bent beïnvloed door een heel reeks auteurs, van Arabische klassieken als Mutanabbi en modernere als Yahya Haqqi tot westerse schrijvers van Shakespeare tot Faulkner. Veel mensen zien u als de 'vader van de Arabische roman'. Bent u het daarmee eens?
'De vader moet de eerste zijn geweest die er één schreef,' zegt Mahfouz tamelijk bits. 'En dat was ik niet, dat was zelfs (Muhammed Hussein) Heykal of Al-Mowaylihi niet. Recent is gebleken dat een zekere Haqqi, een oom van Yahya Haqqi de schrijver was van de eerste Egyptische roman. Hij moet de vader zijn geweest. Maar goed, iedere generatie heeft een vader.'

En u was dat in uw generatie meer dan de anderen?
'Ach ik heb lang geleefd. En zoals u weet zijn vorm, stijl en techniek de som van de omstandigheden. Onder druk van steeds wisselende sociale gebeurtenissen ontwikkelde het zich als het ware vanzelf onder mijn handen. Ik betrapte mezelf erop dat ik met allerlei stijlen aan het experimenteren ben geweest zonder dat ik me ook maar een moment een vernieuwer heb gevoeld.'

Maar u werd beïnvloed door de Europeanen.
'Natuurlijk vergat ik nooit dat ik de meest recente literatuur had gelezen en bestudeerd. Maar als ik schreef, was dat in de traditionele vorm. De boeken Khan el-Khalili en Midaq-Steeg, bijvoorbeeld, schreef ik in een stijl die door Virginia Woolf werd veroordeeld en bespot in een boek van haar dat ik in dezelfde periode aan het lezen was. Het is niet zo dat ik beïnvloed werd. Ik bestudeerde het en nam het in me op, maar volgde niet de mode van de 'new wave', van schrijven in de laatste en nieuwste stijl. Ik gebruikte wat ik zou willen noemen een 'toepasselijke stijl'. En dat gaat zover dat ik in mijn laatste boeken zelfs de methode hanteer van wat 'de primitieve anekdotiek' wordt genoemd.

Maar uw beslissing om in het klassieke Arabisch te schrijven in plaats van in het Egyptische dialect, was dat op zichzelf niet al een beslissing die bijdroeg tot de ontwikkeling van de roman?
'Wel, we besloten ons te specialiseren in romans en dan vooral realistische romans. En wat we ontdekten was dat schrijven in het klassieke Arabisch zoals het toen bestond, niet ging. Sommige collega's zeiden toen: laten we het maar vergeten. We schrijven in het `amiyya (Egyptische Arabisch) , want dat is makkelijker en dat is wat de mensen willen. Weer een andere groep pleitte ervoor het verhaal te vertellen in het klassieke Arabisch en de dialogen in het `amiyya te doen. Maar wij zeiden: laten we dit klassieke Arabisch zo ontwikkelen dat deze nieuwe kunstvorm er een plaats in kan vinden. Het was een lange weg. En natuurlijk zijn er een heleboel fouten gemaakt, soms ook met komische gevolgen. Maar ik denk dat de weg die we gevonden hebben, intussen de weg is geworden voor alle generaties. Het is een ontzettend rijke taal, dit zogenoemde 'makkelijke fusha Arabisch'. En het wordt gelezen van Marokko tot de Perzische Golf.'

De helden in uw boeken zijn vaak opstandig en kritisch ten opzichte van de maatschappij. In uw eigen leven is daar nooit zo sprake van geweest. Zijn zij een personificatie van Mahfouz, Mahfouz op papier?
'Jazeker, tot op een bepaalde hoogte. Maar ik wil zeggen dat ik, hoewel ik nooit politiek bezig ben geweest in letterlijke zin, ik wel altijd heb behoord tot het 'actieve publiek'. Voor de revolutie was er geen demonstratie waaraan ik niet meedeed. Bij één ervan, tijdens de regering-Sidqi in 1931 of '32, ik was toen student, ben ik zelfs bijna gedood. Ik was dus wel actief, maar als lid van de massa. Ik ben nooit bereid geweest lid te worden van besturen of comités, alhoewel ik mijn hele leven behoord heb tot een politieke partij.. Jawel, de taliyya wafdiyya, de linkse voorhoede van de Wafd.'
 

Nassers revolutie van 1952 bracht een breuk teweeg in het oeuvre van Mahfouz. Er volgde een periode waarin hij niet schreef. Sommigen denken dat dit was omdat hij de realistische roman met de Trilogie tot perfectie had gebracht en nog niet wist welke weg hij daarna zou inslaan. Hij zelf, de links-liberaal die het schrijven ook zag als 'het bedrijven van politiek met de pen', houdt het erop dat Nassers streven naar een nieuwe maatschappij hem in verwarring bracht.
'Het verlangen om te schrijven verdween,' zegt hij. 'Ik probeer het meestal zo te verklaren: er werd een nieuwe maatschappij opgebouwd op de ruïnes van een vorige. En voor een schrijver leek het gepast te zwijgen en na te denken over wat er aan de hand was.'
'Om toch wat te doen te hebben' liet hij zich registreren als scenario-schrijver. Het bleek een makkelijker leven dan voorheen. 'De film betaalde gul en ik gaf het even gul weer uit aan boeken. Ik dacht dat het afgelopen met me was als man van literatuur.' Maar na vijf jaar kwam de drang tot schrijven toch weer terug. En dat resulteerde in zijn meest raadselachtige (en volgens sommigen beste) boek: Awlad haritna (Kinderen uit onze straat, in de Nederlandse vertaling 'Kinderen van Gabalawi'). Een allegorie waarin God, Adam, Mozes, Jezus en Mohammed onder andere namen zijn getransponeerd naar het leven in een straat in islamitisch Cairo. Hun heilbrengende boodschap wordt steeds gecorrumpeerd door de zogenoemde futawat, bekende krachtpatserfiguren in Cairo's oude wijken, die het midden houden tussen 'beschermers', bendeleiders en doodgewone afpersers. De laatste heilbrenger is de wetenschapper Arafa en het boek sluit af met een verbijsterend open einde na de dood van God.
Awlad haritna verscheen in de jaren zestig in een serie in Al-Ahram. Wegens bezwaren van het religieuze establishment is het boek echter in Egypte niet te krijgen. De avondkrant El-Messa begon na de Nobelprijs een herpublicatie in afleveringen. Maar Mahfouz zelf, als altijd beducht voor controverse, stak daar een stokje voor na nieuwe protesten van de kant van Al-Azhar, de invloedrijke islamitische universiteit. En tijdens ons gesprek spreidt hij, met al zijn vriendelijkheid en gewilligheid, ook een geweldige vasthoudendheid ten toon bij het omzeilen van vragen over dit omstreden boek. Een protest tegen de revolutie? Nee, dat was het niet, zegt hij met veel omhaal van woorden. Anti-religieus was het al evenmin. 'Neenee, het probeerde alleen wetenschap en religie met elkaar in verband te brengen .. of zoiets.' En als hem gevraagd wordt wat dan wel de boodschap ervan was, spreidt hij de handen ten hemel: 'Wallahi, het gaat over mensen in een straat die als de profeten zouden kunnen zijn en hun maatschappij zouden kunnen hervormen, als ze maar genoeg geduld zouden hebben.'
VoorzijdeIk besluit het over een andere boeg te gooien. In de wetenschap dat Mahfouz na Awlad haritna heel andere wegen insloeg en zich in een reeks kortere romans, die in de jaren zestig zeventig ontstond, ook heel regelmatig kritisch uitliet over de verworvenheden van de revolutie en Nassers bureaucratie. In een stijl die veel directer, 'moderner', was schreef hij onder meer De dief en de honden over de zelfdestructie van een man die terugkeert uit de gevangenis en een outcast blijft; het al eerder genoemde Autumn Quail, en Respected Sir, over een jongen van eenvoudige komaf die letterlijk alles opoffert aan het heilige ideaal om directeur-generaal van een ministerie te worden.

Hoe denkt u na al deze jaren over Nassers revolutie?
'Zij bracht Egypte fantastische dingen en tegelijkertijd een vernieling die de verbeeldingskracht te boven gaat. Het puinruimen vindt plaats in deze tijd. Hoe kunnen we de negatieve gevolgen kwijtraken en tegelijk de goede dingen behouden? Hoe komen we de puinhoop te boven na al die oorlogen, de passieve rol van de Egyptische burgers die een gevolg was van de dictatuur, de opeenstapeling van schulden? Het onderwijs – ik zal niet beweren dat het vroeger het beste ter wereld was – is een chaos, omdat het gratis onderwijs zonder planning werd uitgevoerd en achtergestelde kinderen in scholen werden gepropt als passagiers in Cairo in een bus. De economische crisis is ook nadelig voor de literatuur. Want hoe kan je verwachten dat mensen boeken kopen als hun enige gedachte is hoe ze aan geld moeten komen voor eten en de opvoeding van hun kinderen?'

En dan komt hij ineens ongevraagd terug op Awlad haritna.
'Het was,'zegt hij' ook een soort open brief aan de leiders van de revolutie. Dit is het verhaal, schreef ik hen, van de religie en de wetenschap. En dit is het verhaal van de futawat. Kies voor jezelf aan welke kant jullie willen staan. Want in die tijd waren zij begon begonnen zich te gedragen als futawat. '

4 opmerkingen:

Daniella van den Akker zei

Gelukkig nieuwjaar Abu, de kinderen van Gabalawi ligt in vertaling bij de boekhandel in Cairo, ik had het nooit gelezen, erg bedankt. Is de film ooit uitgekomen waar je me ooit over berichtte 'Jews in Egypt', ik heb het nooit aangekondigd gezien weet je er meer van? hartelijke groet, Daniella

Daniella van den Akker zei

de info over de film heb ik gevonden. groet, Daniella

Abu Pessoptimist zei

Mooi, ik kon het zelf niet meer vinden.

Daniella van den Akker zei

http://jewsofegypt.com/press

Een afdeling van de WZO speelt sleutelrol in Israels nederzettingenprogram

Nederzetting Ofra zou eigenlijk afgebroken moeten worden.  Ik vermoed dat de leden van de Zionistische Wereldorganisatie raar zullen opkijke...