dinsdag 14 april 2009

Arbeidspartij: metafoor voor de treurnis van Israëls politiek

UIt: De Brug, uitgave SIVMO, van december 2006


De Israëlische Arbeidspartij vervalt al een paar jaar met regelmaat in dezelfde treurige herhaling. Eerst was het Barak die de belofte van vrede niet nakwam en de partij in verwarring achterliet. Vervolgens was het Amram Mitzna die een nieuw tijdperk leek in te luiden, maar even snel verdween als hij was gekomen. En nu is er dan Amir Peretz, die aantrad met beloftes van sociale veranderingen en een vreedzame koers, maar in plaats daarvan meedeed aan een zinloze oorlog in Libanon en berustte in het toetreden tot de regering van het racistische partijtje Yisrael Beiteinoe van Avigdor Lieberman.

Door Maarten Jan Hijmans

Het is als een bange droom: de Israëlische Arbeidspartij is een metafoor. Een metafoor voor de politiek van Israël. Ooit was de partij de belichaming van wat wij allemaal dachten dat Israël was: een nieuwe egalitaire maatschappij waar een nieuw soort joden werden geboren, die met hun handen de grond bewerkten en niet uit waren op materiële rijkdom maar verrijking van de geest. Een land van kibboetziem en vergelijkbare idealen, een land dat vreedzaam de hand reikte naar de omringende wereld. De Arbeidspartij – of liever gezegd de partij en haar voorgangers, de Mapai en later de Maarach - was in die jaren de ruggengraat van Israëls politiek. Het was de grootste partij, de leverancier van de premier en de belangrijkste ministers – de partij wàs Israël.
Intussen weten wij wel beter. Israël is niet dat land geworden van gelijkheid en broederschap. De kibboetziem verkeren, als ze niet toevallig erin zijn geslaagd de één of andere uiterst winstgevende industriële onderneming op te zetten, al jaren bijna allemaal op de rand van het bankroet. De landbouw is al lang niet meer Israëls belangrijkste exportproduct. En egalitair? Zelfs van de mensen die een baan hebben, verdient ongeveer een derde tegenwoordig minder dan 2000 sjekel, oftewel ongeveer 450 dollar per maand. Dat is zelfs voor een éénpersoonshuishouden te weinig om rond te komen. En dan hebben we het nog niet over de werklozen (het percentage schommelt de laatste jaren tussen de zes en 10 procent) of ouderen en alleenstaanden. Armoede is al geruime tijd een alledaags verschijnsel in het huidige Israël. Gaarkeukens en andere noodhulpvoorzieningen bloeien er als nooit tevoren. Nederlandse voedselbanken vallen erbij in het niet.
Ook op de vreedzaam naar de buren uitgestoken hand valt veel af te dingen. De akkoorden van Oslo van 1993 hebben in de verste verte niet hun beloftes waargemaakt. Ten opzichte van de Palestijnen lijkt de situatie uitzichtlozer dan ooit. Sinds 2000 en het uitbreken van de Tweede Intifada zijn de gebieden de facto opnieuw bezet, heeft geen enkele vredesgesprek meer plaatsgevonden, wordt op de Westoever een muur gebouwd die de voornaamste nederzettingenblokken inlijft bij Israël en is Gaza ten prooi aan regelmatige militaire invallen en een draconische blokkade. De verhouding met de Arabische wereld in het algemeen is trouwens niet veel beter. Vredesinitiatieven zoals het voortstel van de Arabische top van 2002 in Beiroet worden door Israël stelselmatig genegeerd. En de zinloze inval in Libanon van de afgelopen zomer droeg zeker niet bij aan het beeld van een Israël dat zijn best doet de verhoudingen te verbeteren via gesprekken en diplomatieke initiatieven.

En Arbeid? Net zoals het beeld van het vernieuwende karakter van de Israëlische maatschappij is weggezakt, zo is ook Arbeid een soort schaduw geworden van het vroeger leek te zijn. Zelfs in de woorden van de huidige partijleider Amir Peretz is het geen partij meer die opkomt voor de zwakkeren in de samenleving. “De Israëlische Arbeidspartij heeft in de afgelopen jaren in feite een rechtse sociaal-economische politiek aangenomen die bijna niet verschilt van die van Netanyahoe en de Likoed,” zo zei hij in een interview met een Brits zionistisch blaadje, kort voordat hij tot de nieuwe partijleider werd verkozen. Om er aan toe te voegen dat hij hoopte van de kiezers een volmacht te krijgen de partij weer terug te leiden naar de sociale waarden van vroeger en de gunst van de kiezers. Zoals Menachem Begin indertijd de Likoedpartij dicht bij de minder bevoorrechten bracht, zo hoopte hij ´´een Begin voor de Arbeidspartij´´ te kunnen zijn.

Qua ‘vredespolitiek’ scoort Arbeid evenmin goed. We hebben – afgezien van het intermezzo van 1993-1995 waarin Yitzhak Rabin en Shimon Peres de Oslo-akkoorden omhelsden en er een paar jaar van optimisme heerste - niets dan ellende beleefd. De leiders van de Arbeid leverden daaraan niet minder een bijdrage dan de leiders van de Likoed. Om te beginnen waren Rabin en Peres al niet zonder zonden. Zij voerden, ondanks hun steun voor de Oslo-akkoorden, lang niet alle bepalingen ervan uit. Na een paar Palestijnse aanslagen schoven zij in het akkoord vastgelegde afspraken over de bouw van een haven en een vliegveld in Gaza, de vrijlating van Palestijnse gevangenen, het scheppen van een corridor tussen Gaza en de Westoever, en verdere terugtrekkingen van de Westoever, zonder veel ceremonieel vertoon aan de kant.
Maar dat was nog niets vergeleken met wat hun opvolger Ehud Barak ervan maakte. Barak kwam aan het bewind na een intermezzo van Likoed-bewind onder leiding van Benjamin Netanjahoe. Zijn platform was een uitgesproken vredesplatform, waarin niet alleen een vergelijk met de Palestijnen als doel werd gesteld, maar ook een overeenkomst met Syrië. Het leverde hem de steun op van een meerderheid van de Arabische kiezers in Israël, wat neerkwam op zo’n 10 procent van de stemmen. Maar nauwelijks was Barak aan de macht, of hij deinsde terug voor een historisch vergelijk over de Golan, wat het einde betekende van een nog maar net begonnen vrijage met Syrië.
Vervolgens was er de omstreden bijeenkomst van Barak, Clinton en Arafat in 2000 in het Amerikaanse presidentiële buitenverblijf Camp David, waar definitief een dikke streep werd getrokken door alle beloften van Oslo. Er is over wat daar in Camp David gebeurde veel geschreven en veel gezegd. Sommigen menen dat Arafat daar het ware gezicht van de Palestijnen liet zien door te weigeren in te gaan op fraaie compromis-voorstellen. Anderen menen dat Barak niets aanbood dan wat lege hulzen. Zelfs is wel gespeculeerd dat hij op die manier welbewust een bom legde onder de onderhandelingen met de Palestijnen. Dit is niet de plek om dieper in te gaan op vragen naar wat daar nu precies is gebeurd. Maar wel kan worden geconstateerd dat Barak, als hij naar zijn adviseurs had geluisterd, had kunnen weten dat Arafat het tegenover zijn achterban èn tegenover de omringende Arabische staten nooit had kunnen verantwoorden om - om maar iets te noemen - akkoord te gaan met wat Barak voorstelde voor Jeruzalem. Ook is duidelijk dat Barak na Camp David nooit iets heeft gedaan om de kloof die daar was ontstaan, te dichten. Integendeel, hij liet niets na om die kloof nog eens extra te accentueren en te onderstrepen hoe Arafat hier liet zien dat hij in wezen een compromis afwees. Met als treurig gevolg dat het grootste deel van de Israëli’s hun geloof in de mogelijkheid van een vergelijk met de Palestijnen kwijtraakte.
En als of dat allemaal nog niet genoeg was besloot Barak in het najaar van 2000, bij het uitbreken van de intifada, tot een keiharde respons. Daarbij werden tanks en helikopters ingezet tegen Palestijnse menigten en Israëlische scherpschutters tegen stenengooiende jongeren. Tegelijkertijd maakte Barak zichzelf en de Arbeid bij de Israëlische Arabieren voor een periode van jaren gehaat door orders te geven om met scherp op Arabische demonstranten te schieten die zich tijdens demonstraties in onder meer Nazareth solidair toonden met de Palestijnse opstandelingen. Er vielen 13 doden.

Boemerang
Het probleem van Baraks optreden was niet alleen dat het de ondergang van de Oslo bezegelde en waarschijnlijk het uitbreken van de intifada hielp uitlokken. Het werkte ook als een boemerang voor zijn partij. De Arabische kiezers, die zich door hem bedrogen voelden, lieten hem in 2001 massaal in de steek. Ook de Israëlische kiezers bleken niet onder de indruk van zijn verrichtingen en stemden in groten getale voor Sharon. Barak leed een verpletterende nederlaag, stapte op en liet Arbeid in verwarring achter.
Vervolgens was er een kort intermezzo met als partijleider ex-generaal en ex-burgemeester van Haifa, Amram Mitzna, die in 2002 met een duifachtig program Shimon Peres overtroefde en het tot partijleider wist te brengen. Mitzna leidde echter een verdeelde partij en dat was mede een reden waarom hij in de verkiezingen van 2003 door Sharon werd weggegevaagd.
Inmiddels naderen we het einde van 2006 en weer lijkt het erop alsof een leider van Arbeid na een korte, veelbelovende start ten onder zal gaan. Amir Peretz, van oorsprong Marokkaan, leider van de vakbond Histadroet, kwam eerder dit jaar verrassend op, nadat hij met een sociaal program en een uitgesproken vredeskoers, de onvermijdelijke Shimon Peres bij interne verkiezingen had verslagen (Peres, over de 80 intussen, liep daarna over naar Olmerts Kadima). Maar ook Peretz lijkt kort na zijn opkomst zijn krediet alweer grotendeels te hebben opgebruikt. Zijn belofte van een vreedzame aanpak van de verhouding met de Palestijnen verdampte snel nadat hij in het kabinet Olmert de portefeuille van Defensie op zich nam. In die positie is hij zowel direct verantwoordelijk voor de schandelijk harde wijze waarop Gaza als maandenlang wordt belaagd, als voor het jongste zinloze militaire avontuur van deze zomer in Libanon. En intussen is van de sociale hervormingen waar hij zich sterk voor maakte (zoals verhoging van het minimumloon) nog helemaal niets gemerkt. Peretz lijkt zich zo ongeloofwaardig te hebben gemaakt bij zowel links als rechts. Olmert en de zijnen verwijten hem incompetentie omdat hij geen einde kan maken aan de Palestijnse beschietingen met Qassam-raketten. Links - of beter: het minder bevoorrechte deel van de natie dat op hem heeft gestemd - ziet dat er van zijn sociale programma niets terecht gaat komen. En als extra-factor die zijn geloofwaardigheid ondergraaft is er dan nog bijgekomen dat hij - en zijn partij – zonder veel problemen akkoord zijn gegaan met het toetreden tot de regering van Yisrael Beiteinoe, de racistische partij van Avigdor Lieberman die de transfer van alle Arabieren uit Eretz Israël voorstaat.
Je vraagt je af hoe dat allemaal kan. Hoe de geschiedenis zich steeds kan blijven herhalen en nieuwe, veelbelovende sterren aan het Arbeids-firmament zo snel na hun opkomst steeds weer opgebrand raken. Het antwoord op die vraag is gecompliceerd. Het heeft zonder meer te maken met de post-Koude oorlogssituatie waarin ideologie allerwegen overboord is gegooid en sociaal-democratische partijen op meer plaatsen gedesoriënteerd zijn geraakt. Het heeft natuurlijk te maken met de oorlog van 1967 en de daaropvolgende bezetting van de Westoever en Gaza die in Israël voor een bijzondere situatie heeft gezorgd. Maar het gebrek aan richting van de partij valt zeer zeker ook terug te voeren op het feit dat Arbeid eigenlijk nooit een echte linkse partij is geweest in de klassieke zin van het woord. Het is een amalgaam van diverse linksige richtingen, waarin bij elke nieuwe fusie het linkse element het altijd aflegde tegen het nationale. Een zeer verhelderend boek daarover, The Founding Myths of Israel van de Israelische historicus Zeev Sternhell geeft aan dat de Arbeidersbeweging in Israel eigenlijk vrijwel vanaf het begin niet zozeer een socialistische beweging is geweest, als wel meer een corporatistische. Niet het socialistische element was belangrijk, maar het nationalistische. De organisatie van de joodse arbeid stond vanaf het begin in het teken van de opbouw van een zionistisch land en al het andere werd eraan ondergeschikt gemaakt. Vooral Ben Goerion, de eerste partijleider en later eerste premier van Israel, ging bij de opbouw van de diverse arbeidersinstituties heel ondemocratisch en zeker ook niet socialistisch te werk. Sternhell, die een expert is op het gebied van fascistische en corporatistische bewegingen in Europa, aarzelt niet om het Israelische socialisme ´nationalistisch socialisme´ te noemen, waarbij hij in de inleiding nog even fijntjes opmerkt dat ´nationaal socialistisch´ om voor de hand liggende redenen als kwalificatie niet aan de orde was.
Sternhells boek, dat - zoals te verwachten was – vrijwel onopgemerkt is gebleven, levert waarschijnlijk één van de sleutels tot een beter begrip waarom de Arbeid niet veel meer is dan een schaduw uit het verleden. Wie met de kennis van dit boek naar de houding kijkt die de partij steeds heeft ingenomen tegenover de Palestijnen en de bezette gebieden (denk bijvoorbeeld aan Golda Meirs beroemde uitspraak ‘Palestijnen bestaan niet’ uit de jaren zeventig, of de gretigheid waarmeer de Arbeiderspartij na ‘67 als eerste begon met het stichten van nederzettingen) begrijpt beter waar de huidige stuurloosheid vandaan komt.

Geen opmerkingen:

Een afdeling van de WZO speelt sleutelrol in Israels nederzettingenprogram

Nederzetting Ofra zou eigenlijk afgebroken moeten worden.  Ik vermoed dat de leden van de Zionistische Wereldorganisatie raar zullen opkijke...