vrijdag 17 april 2009

Terugtrekking uit Zuid-Libanon wordt Israels 'Saigon'

Column in het NIW, mei 2000

door Maarten Jan Hijmans
‘Ik ken geen enkele unilaterale terugtocht die triomfantelijk is verlopen,’ verklaarde de Israelische minister van buitenlandse zaken David Levy vorige week. Een wrang understatement voor de kolossale bende waarin Israels aftocht uit Libanon was ontaard. Vijf weken voor de zelf gestelde deadline gingen de laatste mannen van Tsahal de grens over. Weliswaar zonder dat iemand van hen werd gedood of gewond. Maar het was een vertrek met de staart tussen de benen, een vlucht bijna. Beter had niet kunnen worden gedemonstreerd dat Israel na op zijn minst drie invasies, en 22 jaar van bezetting en pogingen (Zuid) Libanon naar zijn hand te zette, weer helemaal terug is bij af.
Dat de terugtrekking zich eerder zou voltrekken dan de deadline van 7 juli, was overigens gepland. Vooruitlopend erop was ook een belangrijk deel van de troepen daarom al eerder teruggehaald. Er resteerden nog enkele honderden manschappen. De bedoeling was dat hun terugtocht zou worden gedekt door het door Israel bewapende en op de been gehouden ‘Zuidlibanese Leger’ (SLA) van generaal Antoine Lahad, en wel zo dat eenheden van de VN-vredesmacht Unifil hun posities zouden kunnen overnemen. In de tussentijd hadden genietroepen dan de kans aan Israels kant van de grens nieuwe verdedigingswerken aan te leggen. Het aanvankelijke plan was geweest om aan de Libanese kant van de grens nog enkele fortificaties aan te houden. Maar premier Barak had ter elfder ure besloten dat het toch een volledige terugtrekking zou worden tot de internationale grens van 1923, teneinde Hezbollah zomin mogelijk redenen te geven om aan te vallen en om een maximale medewerking te krijgen van de VN in New York.
Waar de Israelische militaire planners echter geen rekening mee hadden gehouden, was dat het huurlingenlegertje van Lahad, waarvan Israel nog tot voor zo kort altijd ‘het ijzeren moreel’ had geprezen, als gevolg van het vertrek van hun beschermheren als een kaartenhuis in elkaar zou vallen. Een betoging van shiïtische burgers die op 21 mei opmarcheerden naar Qantara, een dorp aan de rand van de ‘veiligheidszone’, was genoeg. Een shia-eenheid van het SLA, die geacht werd de betogers tegen te houden, liet zijn wapen zakken en gaf zich over aan de autoriteiten. De betogers liepen daarop door en bevrijden op dezelfde manier nog een zevental andere dorpen. Daarmee werd de ''veiligheidszone'' vrijwel in tweeën gedeeld. Tevergeefs probeerden Israelische eenheden het tij te keren door het SLA zich te laten hergroeperen en het vuur te openen op mensen die te dichtbij kwamen. Een zevental mensen vond bij deze operaties nog de dood. Er was echter geen houden aan. In drie dagen gaf meer dan de helft van de ongeveer 2600 SLA-strijders zich over.
Vervolgens was er geen andere keus dan een overhaast vertrek. En dat ging zo haastig dat de luchtmacht enkele malen in actie moest komen om tanks, pantserwagens en ander zwaar materieel dat niet meegenomen kon worden, te bombarderen. Niettemin viel een deel ervan, evenals nagenoeg al het materieel van het SLA, in handen van Hezbollah, dat zijn finest hour beleefde. De Hezbollah-mannen trokken zegevierend binnen, werden als bevrijders begroet en - zo moet gezegd - gedroegen zich ook als ware bevrijders. Enkele christelijke dorpen, waar over de jaren hevig met de Israeli’s was gecollaboreerd, kregen bezoek van getulbande geestelijken die de dorpelingen op hun gemak trachtten te stellen. SLA-leden die zich overgaven, werd een eerlijk proces beloofd en de Hezbollahi waren de enigen die wat orde trachtten te bewaren in de chaos. Onder meer door het verkeer te regelen van de stroom ex-inwoners, die eindelijk naar hun dorpen konden terugkeren, als voorhoede van de tienduizenden die in de loop der jaren van bezetting en terreur waren gevlucht naar de slums van Beiroet of naar de Beka’a, waar zij de Hezbollah-gelederen hadden versterkt.
He was een bevrijdingsfeest. Mensen die elkaar na jaren weer ontmoetten, jongeren die opgewonden rondreden in achtergelaten auto’s, het standbeeld van majoor Saad Haddad, de oprichter van het SLA, dat in Marjayoun werd neergehaald, het monument voor gevallen SLA-leden in Bint Jebeil, nog maar enkele maanden geleden in tegenwoordigheid van hoge Israelische officieren ingewijd, dat werd opgeblazen. Ex-gevangenen die hun familie rondleidden door de cellen in Khiam waar sommigen van hen langer dan 15 jaar hadden gezeten. En onderwijl raakten de grensposten Rosh Hanikra en Metulla verstopt door een stroom van enkele duizenden vluchtelingen. Israel had toegezegd de ‘harde kern’ van het SLA (de veelal christelijke officieren, de rest bestond overwegend uit geronselde shiïeten) en hun families te zullen opnemen. Maar de toeloop was veel groter dan gedacht. Het duurde dagen voordat er opvang was geregeld.
Premier Barak kan er zich nu op beroemen dat hij met de terugtrekking tenminste één van zijn verkiezingsbeloften heeft vervuld. De manier waarop moet hem echter niet vrolijk hebben gestemd. Het was een afgang die nagenoeg gelijkstond met een militaire nederlaag. Zoiets komt hard aan in een land dat zijn militaire superioriteit boven alles stelt. Commentatoren maakten veelvuldig de vergelijking met de vernederende wijze waarop de Amerikanen destijds halsoverkop hun hielen moesten lichtten uit het Vietnamese Saigon. En natuurlijk was er kritiek van politici. De onvermijdelijke Sharon, architect van de invasie van 1982, die sprak van een ‘schandelijke operatie’ en van ‘het verraden’ van het SLA. Rabbijn Chaim Druckman die het achterlaten van zwaar materieel kritiseerde. En Shlomo Benizri, de minister van gezondheid van Shas, die vroeg om een commissie van onderzoek.
Maar misschien belangrijker dan al het andere is nu de vraag: en nu? Want de ‘situatie op het terrein’ is natuurlijk allesbehalve geregeld. Israel gaf het gebied op, met het ironische gevolg dat uitgerekend zijn grootste vijand, Hezbollah, de grote overwinnaar werd. Hezbollah, dat opkwam als een reactie op de invasie van 1982 en de te softe geachte aanpak van de ‘oudere’ shiïtische Amal-beweging, die meerdere malen - tevergeefs - heeft geprobeerd met Israel een modus vivendi uit te werken. Hezbollah, dat heeft laten zien dat gewapend verzet tegen het machtige Israel soms toch loont.
Dit Hezbollah heeft misschien geen territoriale claims meer na het Israelische vertrek, maar zijn geestelijk leider Hassan Nasrallah heeft inmiddels gezegd dat de strijdbijl niet begraven is zolang nog steeds Libanese gevangenen in Israelische gevangenissen zuchten. En het is de Hezbollah-strijders nu wel heel makkelijk gemaakt. In sommige gevallen hoeven zij niet veel meer te doen dan het gooien van een handgranaat van een heuveltop om een kibboetz in Israel te treffen. In theorie zou Unifil(dat door Israel ook bij de demarcatie van de grens van ‘23 werd ingeschakeld) op het voorkomen van incidenten kunnen toezien. Maar toen Israels aftocht plaatsvond, had VN-afgezant Terje Larsen een aantal gespreksronden over uitbreiding van Unifil nog nauwelijks afgerond. De rapportage aan New York en het debat over uitbreiding van het Unifil-mandaat moeten nog beginnen. De uitkomst ervan is moeilijk te voorspellen. De animo voor het leveren van troepen voor de ondankbare Unifil-waakhondfunctie is niet groot. Twee landen (Ierland en Finland) hebben zelfs laten weten dat zij hun troepen juist nu willen terughalen.
Van cruciaal belang is natuurlijk de houding van Syrië. Dit land heeft Hezbollah jarenlang gezien als één van de kaarten in het spel om de teruggave van de Golan. En weliswaar heeft Syrië, op een bijeenkomst van de Syrische, Saoedische en Egyptische ministers van buitenlandse zaken in Palmyra de Israelische terugtrekking een stap voorwaarts genoemd en ingestemd met een grotere Unifil-rol, maar de Hezbollah-kaart geeft het nog niet op. Farouk Shara’a, de Syrische minister van buitenlandse zaken, zei vorige week donderdag op een bijeenkomst met EU-ministers in Lissabon dat Libanon wèl gendarmerie voor de ordehandhaving naar het Zuiden zal sturen, maar niet zijn leger. Verder achtte hij het uitgesloten dat de ‘verzetsbeweging’ Hezbollah zal worden ontwapend.
Zodat de mogelijkheden voor het uit de hand lopen van incidenten aan alle kanten loeren. Barak zou in de komende maanden nog wel eens spijt kunnen krijgen dat hij een doorbraak in het vredesoverleg met Syrië die voor het grijpen lag, heeft laten lopen. Want in het kader van zo’n deal was een aftocht uit Libanon die was omgeven met keiharde afspraken, een fluitje van een cent geweest.

Geen opmerkingen:

Een afdeling van de WZO speelt sleutelrol in Israels nederzettingenprogram

Nederzetting Ofra zou eigenlijk afgebroken moeten worden.  Ik vermoed dat de leden van de Zionistische Wereldorganisatie raar zullen opkijke...