maandag 20 april 2009

Wil je bos? Maak dan bos - een superbos

Uit: Management Team, ..2000

De oplossing voor het ruimtegebrek in Nederland? Volgens architect Winy Maas van het bureau MVDRV is dat onder meer ‘super hoog bouwen’. Hoe is het om op de 30ste verdieping te wonen? Dat zou moeten worden uitgezocht.

MVRDV: Appartementencomplex Silodam, Amsterdam

door Maarten Jan Hijmans
De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, deze winter gepresenteerd door minister Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, windt er geen doekjes om. Nederland wordt geconfronteerd met een veelheid aan belangen die met elkaar strijden om de schaarse ruimte, zegt het departement van VROM. Het ruimtelijk beleid wordt daarom opnieuw geformuleerd met een ‘tweeledige’ probleemstelling: hoe voldoe je aan de vraag naar ruimte voor wonen, werken, recreëren, natuur, water en landbouw. En hoe voldoe je tegelijkertijd aan de behoefte om een einde te maken aan de versnippering en verrommeling van het landschap en het dichtslibben van Nederland.
De Nota geeft daar een paar instrumenten voor. Eén ervan is een duidelijker afbakening van stukken Nederland die wel en die niet mogen worden bebouwd: ‘rode contouren om nog te bebouwen gebieden, groene om beschermde gebieden’. Tussen nu en 2005 moet dat contourenbeleid gestalte krijgen. Andere instrumenten zijn het ontwikkelen van ‘nationale en provinciale landschappen’, het organiseren van steden in ‘stedelijke netwerken’ en het combineren van water met landbouw, natuur en recreatie. De kern van het beleid, aldus nog steeds VROM, ligt in het toepassen van efficiëntere manieren om met de ruimte om te gaan. Onder meer door intensivering van het ruimtegebruik (bijvoorbeeld boven en onder wegen), het combineren van ruimtefuncties (bijvoorbeeld van waterberging, natuur en recreatie) en het transformeren van ruimte (bijvoorbeeld herbestemming van oude bedrijfsgebouwen).
En het zal allemaal nodig zijn. Volgens een eerdere nota van hetzelfde VROM zullen er in 2030 namelijk 18 miljoen Nederlanders zijn, nog twee miljoen meer dan nu. Ook is Nederland dan sterk ontgroend en vergrijsd. Verwacht wordt dat tegen die tijd daardoor 70% van de mensen alleen zal wonen of met z’n tweeën. En om aan de vraag naar woonruimte voor al die huishoudens te voldoen, zullen tussen nu en 2030 nog eens 600.000 tot 900.000 woningen nodig zijn.
De vraag is natuurlijk: waar komen die woningen en hoe? Nu is dat nog voor het merendeel in zogenoemde Vinex-wijken. Groeilokaties die zijn aangewezen in de vorige nota, de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (vandaar de naam: vinex = VIerde Nota EXtra). Deze Vinex-wijken aan de periferie van nagenoeg elke stad of dorp, zullen dus volgens de nota van Pronk tot 2005 nog kunnen doorgroeien en groene gebieden ‘opeten’. Daarna worden ze roodomrand. En intussen wil VROM gaan streven naar een nieuw beleid: intensivering van ruimtegebruik, combinaties ervan en transformatie.

Super-latieven
Sommigen vinden deze aanpak te conservatief, te voorzichtig, te aarzelend om het ‘dichtslibben’van Nederland en het ‘verrommelen’ van het landschap tegen te gaan. Eén van de critici is de architect Winy Maas van het Rotterdamse bureau MVRDV. Maas gelooft in een veel radicalere aanpak, een aanpak waarbij de ‘maakbaarheid’ van Nederland voorop staat en experimenten niet uit de weg worden gegaan.
‘De vraag is,’zegt hij in zijn Rotterdamse kantoor met uitzicht over de Schiehaven, ‘wat wil je in Nederland? Willen we groot bos? Een riviervallei? Een binnenmeer? Die dingen moet je dan maken. Als het bos moet zijn, hef de Gelders vallei dan op en koppel de Veluwe met Salland. Maak een superbos. Als je een waterbassin wilt, omdat de watertoevoer via de rivieren vanuit België en Duitsland te groot is, maak de Maas dan breder. En dan niet één kilometer breed, maar tien kilometer. Ga vervolgens baggeren en maak er eilanden in. Zo krijg je dan in één klap een retentiebekken om het water vast te houden, een watersport- en natuurgebied en een gebied waar in het exclusief wonen is.’
Als tegenhanger van deze gedurfde ‘uitdunning’ van het landschap, ziet Maas het ook in de Vijfde Nota genoemde ‘intensievere gebruik van de ruimte’, resulterend in een grotere dichtheid van de steden. Maar dan ook écht intensief ruimtegebruik en niet alleen voorzichtige experimenten, vindt hij. ‘Als je een grotere dichtheid wilt, dan moet je dat anders - heftiger - aanpakken dan nu gebeurt. Amsterdam en Rotterdam kunnen een stuk dichter. Er zit een factor vier tussen nu en wat de top is. Rotterdam kan naar drie miljoen inwoners en Amsterdam kan er 500.000 mensen bijhebben. Maar daar kun je een koppeling tot stand brengen met Schiphol-Stad.’
Hoogbouw - super-hoogbouw - is volgens Maas één van de aangewezen wegen voor het bereiken van die dichtheid. En het koppelen van functies. De overheid zou daarbij het voortouw moeten nemen, vindt hij. ‘Die kan namelijk zorgen voor de infrastructuur en samen met marktpartijen er ook voor zorgen dat het betaalbaar wordt. Het superbos kan worden omgeven door een (langgerekte) bosstad, de superrivier door ‘Lorelei’s’van woningen. Met het bouwen betaal je de kosten van de aanleg terug. Dat geldt ook voor de superstad.’
‘Maar,’ voegt Maas eraan toe, ‘wat super-hoogbouw betreft, is tot nu toe nog weinig nagedacht over het hoe. Hoe moet je bouwen? Hoeveel kost het een stad van 180 meter hoog? Hoe is het om op de dertigste etage te wonen? Talloze vragen moeten worden opgelost. Welke maten moet je hanteren? Wat moet je doen met metrobuizen, met toevoer, met liften, de CO2-uitstoot, met parkeren? Wat kan je zeggen over de kosten van de grond? En kunnen de nadelen worden omgezet in voordelen?’
Kan je tuinen stapelen? Hoog boven de grond parken aanleggen? Welke voorzieningen (winkels, theaters etc.) zijn er nodig? Volgens Maas is er nog ‘heel veel werk’ te doen voor dat allemaal in de praktijk is uitgezocht. In de huidige Vijfde Nota zijn plannen voor een dergelijke ‘heftige’ aanpak nog niet uitgespeld, maar volgens Maas zou de overheid juist het voortouw moeten nemen. Bijvoorbeeld door te zorgen dat er een soort ‘laboratorium’ ontstaat waar ideeën kunnen worden uitgewerkt en waar instituten terecht kunnen met vragen. Plaatsen waar je aan de slag zou kunnen zijn er volgens hem genoeg. Bijvoorbeeld het Weena in Rotterdam, de Zuidas in Amsterdam, of Schiphol. Het zou volgens hem kunnen naar het voorbeeld van La Défense in Parijs. ‘En,’ zegt hij, ‘ nu weet ik wel dat op La Défense ook wel de nodige aanmerkingen mogelijk zijn. Maar er is een goede infrastructuur, het is gekoppeld aan de stad. Je kunt er naar toe lopen en er zijn een hoop functies verenigd. Er zijn ministeries gevestigd en ook de cultuur heeft er een plaats gekregen.’
MVRDV appartementencomplex in Liuzhou (China)

Energie
Ministeries zouden volgens Maas veel meer met elkaar moeten gaan samenwerken om zo’n laboratorium van de grond te krijgen. VROM zou moeten samenwerken met Verkeer en Waterstaat voor het op elkaar afstemmen van hoogbouw en (toegangs)wegen. Met Rijkswaterstaat en Landbouw voor het invullen van de legere gedeeltes van Nederland. En
met Economische Zaken om energieparken op te zetten, ‘want in 2040 is de aardgasbel van Slochteren op’. Dergelijke soort werkelijk toekomstgerichte ideeën over hoe Nederland er in enkele tientallen jaren uit zou moeten zien, zouden in de Vijfde Nota moeten staat, aldus Maas. ‘Definieer vier of vijf ‘grand projets’. Bundel de krachten. Stel dat tegenover het huidige laissez faire.’
Winy Maas weet intussen wel waarover hij het heeft. Zijn bureau MVRDV is al langer met dit soort plannen bezig. Een redelijk recent project van het bureau was het Nederlandse paviljoen dat veel bekijks trok op de Wereldtenstoonstelling in Hannover. Met zijn gestapelde functies - wonen, werken, een park, waterwinning en energieopwekking allemaal boven elkaar - was het een soort schaalmodel voor de ideeën van MVRDV over hoogbouw. Het bureau was al langer met dit soort ideeën bezig. Het ontwierp concepten voor superhoogbouw op het Weena, waarbij de gebouwen onderling door dwarsverbindingen worden verbonden. Dat gebeurde alleen al uit technische noodzaak, omdat de meeste kavels te klein waren en de gebouwen anders voor hun lengte te smal zouden uitvallen. Maar zo ontstond in het ontwerp ook de mogelijkheid een veelheid van functies in die gebouwen onder te brengen en met elkaar te vermengen: theaters, bioscopen, supermarkten en andere winkels, parken, tuinen, parkeergelegenheid, allemaal op een niveau ver boven de grond.
MVRD: Paviljoen wereldtentoontstelling Hannover 2000

Vergelijkbaar waren tekentafelplannen voor de combinatie van hoogbouw en snelwegen. Het oorspronkelijke idee was zo ruimte aan de weg die meestal wordt opengelaten (vooral bij afslagen), te benutten. Maar al doende ontwierp MVRDV een ingenieus stelsel van afslagen en ongelijkvloerse parallelwegen die er voor zorgden dat de snelweg als het ware in de gebouwen werd geïntegreerd, zodat deze ook maximaal bereikbaar waren. Voor de stad Rotterdam tekende MVRDV een plan, Port City, waarbij - opnieuw - functies met elkaar werden gecombineerd. De havens werden vergroot en van gescheiden in- en uitgangen voorzien, zodat ook heel grote schepen er zouden kunnen manoeuvreren. Door de vergroting van de havens werd ook de retentiecapaciteit (de capaciteit om de steeds grotere toevloed van water uit de grote rivieren tijdelijk op te slaan, een eis die uit waterstaatkundig oogpunt steeds dringender wordt) aanmerkelijk vergroot. Ook met de opslag van kwaliteits (drink) water afkomstig uit polders was rekening gehouden. En tenslotte werd in het plan de capaciteit voor woningbouw aan in het havengebied aanmerkelijk vergroot.
Ook op het gebied van ‘uitdunning’ van het landschap heeft het bureau zijn sporen verdiend. Zo ontwierp het voor het project ‘Brabant 2050' waarmee de Noord-Brabantse overheid een poging deed een op de toekomst gerichte planologie te ontwikkelen, een plan dat de naam ‘Brabant Bosstad’ meekreeg. Volgens MVRDV heeft Noord-Brabant misschien wel meer dan welke andere provincie in Nederland ook, te lijden van naar elkaar toegroeiende stedelijke en en andere gemeenten die de ruimte in heel kleine stukjes versnipperen. MVRDV’s remedie was het drastisch oprekken van de open ruimtes. Niet minder dan een derde deel van de provincie zou park moeten worden met een vijf keer grotere Peel, Drunense ‘superduinen’ en een vijf maal grotere Maasvallei. Veel bestaande bebouwing zou moeten verdwijnen. Daarvoor in de plaats zou nieuwe aantrekkelijke bebouwing moeten komen langs de Superpeel, Drunense duinen en vergrote Maasvallei, terwijl de Noord-Brabantse steden van een nieuw, bij het karakter passend profiel werden voorzien, waarin voor een deel een hogere en dichtere bebouwing was voorzien.

Zaken koppelen
Maas vindt voor zijn radicale aanpak voor een deel een medestander in de landschapsarchitect Ir Jandirk Hoekstra van het Utrechtse bureau H+N+S. Ook Hoekstra vindt dat het de hoogste tijd is dat de overheid met plannen komt voor een ‘laboratorium’, bijvoorbeeld om te experimenteren met de mogelijkheden van intensief gebruik van de ruimte. Al tekent hij er wel bij aan dat het wat hem betreft niet altijd super hoog bouwen zal moeten betekenen. ‘Soms is er nog zoveel ruimte dat je meer adem hebt,’zegt hij. ‘En soms is de druk zo groot dat je naar andere dimensies moet, dat je wel de hoogte in moet gaan. Maar intensief ruimtegebruik in Barneveld is natuurlijk toch wat anders dan in Rotterdam. En hoogbouw leidt niet zonder meer naar kwaliteit.’ Niettemin zou hij ook graag willen weten waar de ‘grand projets’ zijn waar wordt aangegeven hoe er over intensief gebruik van de ruimte moet worden gedacht. De Vijfde Nota noemt de nieuw aan te leggen stations van de Hoge Snelheidslijn als plaatsen waar het rijk de ontwikkeling in eigen hand zal houden, maar of die zo’n experimenteerfunctie zullen krijgen moet worden afgewacht. ‘En,’ zegt Hoekstra, ‘er zijn natuurlijk veel meer plaatsen waar je aan de slag zou kunnen, want stad en land komen zo langzamerhand welk erg dicht bij elkaar.’

Waar Hoekstra in ieder geval niet in gelooft is een strakker contourenbeleid. Wat ze willen is een beter een intensiever ruimtegebruik, maar wat er gebeurt is ‘extensief’gebruik van de ruimte oftwel het langzaam opeten van het land,’zegt hij. ‘En strakkere contouren daaromheen trekken, dat werkt dus niet. Je moet het op de één of andere manier sturen, er richting aan geven zodat het leidt tot kwaliteit. Je kan bijvoorbeeld aansturen op dunne vormen van verstedelijking als het landschap of het water daar aanleiding toe geven. Neem bijvoorbeeld het Groene Hart, dat is wel erg duizelingwekkend groen. Er is een harde grens om heen. Daarbuiten kan je je gang gaan, daarbinnen niet. Maar je zou er juist een scala aan activiteiten in kunnen laten plaatsvinden. Je zou er zaken kunnen koppelen, combinaties kunnen maken, bijvoorbeeld van groen-rood of van groen-blauw’.
Een mogelijkheid zou zijn, volgens Hoekstra, om die veranderingen te laten aansluiten bij de komende herziening van Nederlands watersystemen. Nederland staat wat dat betreft voor ingrijpende infrastructurele aanpassingen. De zeespiegel stijgt, de rivieren kunnen de watertoevloed niet meer aan en er is een grens aan het verhogen van dijken of het nog sneller leegpompen van polders. Dus zal het systeem op de helling moeten. Eén van de manieren is om het water dat uit de polders wordt gepompt, meer ruimte te geven. En met dat water zou je volgens Hoekstra ‘van alles kunnen doen’.
Hoekstra: ‘Het Groene Hart zou een systeem kunnen worden waarin we dat water op heel veel manieren gaan opslaan. Je zou heel brede boezems kunnen gaan maken, en waterbekkens. Dat is gigantisch duur. Maar je zou dat kunnen laten betalen door het te koppelen aan speciale manieren van wonen en van recreatie. Dat is wat ik bedoel met het maken van groen-rode of groen-blauwe combinaties. Dat is het sturen van extensief gebruik van de ruimte.’
En wat de rivierenlandschappen betreft: eigenlijk is dat een zelfde soort verhaal. ‘Ook daar moet van alles veranderen en ook daar kan je concepten ontwikkelen. Werk aan de uitersten, het extensieve en het intensieve gebruik van de ruimte. Laat het grijze midden voor wat het is, want daarvan hebben we al meer dan genoeg. De overheid zou het voortouw moeten nemen, initiatieven ontwikkelen en de richting aangeven. Maar daarna zou zij zich moeten terugtrekken en zich gedragen als een schoenmaker die blijft bij zijn leest.’

.

Geen opmerkingen:

Een afdeling van de WZO speelt sleutelrol in Israels nederzettingenprogram

Nederzetting Ofra zou eigenlijk afgebroken moeten worden.  Ik vermoed dat de leden van de Zionistische Wereldorganisatie raar zullen opkijke...