Israeli leger bulldozers zijn woensdagmorgen begonnen het hele Bedoeïenendorp Khan al Ahmar, aan de weg tussen Jeruzalem en Jericho, te slopen en van de kaart te vegen. Daarbij worden 180 mensen dakloos, ruim de helft van hen kinderen. Ook de school, die met geld van de Europese Unie is gebouwd met behulp van onder meer oude autobanden als bouwmateriaal en waar les wordt gegeven aan 150 kinderen uit de hele omgeving, gaat tegen de vlakte. Die kinderen kunnen voorlopig nergens meer terecht. Een flink aantal vrijwilligers probeert de bulldozers tegen te houden, maar dat is vanzelfsprekend een gevecht tegen de bierkaai.
De sloop van het dorpje werd eerder dit jaar goedgekeurd door het Israelische hooggerechtshof, dat daarmee opnieuw bekrachtigde dat de toepassing van het recht in Israel eigenlijk al lang niet meer serieus kan worden genomen. Niet alleen is de grond waarop Khan al Ahmar is gebouwd bezet gebied volgens het internationale recht, waar de bevolking door de bezetters zou moeten worden beschermd. Ook wordt de Jahaliyya stam die het dorp bewoont, hiermee voor de tweede maal in zijn geschiedenis door de zionistische staat verjaagd. In 1949 werden de Jahalin weggejaagd uit de Negev woestijn toen dat Israel werd en trokken zij naar de toen door Jordanië bezette westelijke Jordaanoever. Nu is er voor hen hoogsten een oplossing ineen stedelijke omgeving nabij Jericho, waar ze hun gebruikelijke nomadische boerenbestaan moeten opgeven.
Het slopen van het hele dorpje is natuurlijk niet de eerste misdaad in zijn soort. Israel heeft in de jaren 1947 1949, tijdens wat de Onafhankelijkheidsoorlog wordt genoemd, ruim 500 Palestijnse dorpen en een aantal stadswijken in onder meer Jaffa en Haifa met de grond gelijk gemaakt. Voor de sloop aan Khan al Ahmar begon, hebben de bulldozers in een andere Bedoeïenendorp bij Jeruzalem, Abu al Nuwar (zie foto onder), ook nog even acht huizen met de grond gelijk gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten